Ontstaan durfkapitaal: ‘Voor uitvindingen moet je briljant zijn’

Michiel de Haan, een pionier op het gebied van venture capital, vertelt meer over het ontstaan en verloop van durfkapitaal in de jaren tachtig en negentig.

Dit artikel is het derde deel van een reeks over het ontstaan en verloop van durfkapitaal in Nederland. Het eerste en tweede deel is hier te lezen.

Michiel de Haan – oprichter van onder meer Atlas Venture, Invest Europe, Pharming, Crucell en later ook Aescap Venture – heeft in de jaren tachtig en negentig op de voorgrond van durfkapitaal in Nederland gestaan. Als één van de eersten heeft De Haan in Europa een participatiemaatschappij opgericht. Hij is daarnaast ook als vicevoorzitter betrokken geweest bij de oprichting van de Nederlandse Vereniging van Participatiemaatschappijen (NVP) in 1984. De in 1947 geboren voortrekker van venture capital staat de redactie graag te woord en vertelt onder meer over de opkomst van de IT- en biotechnologische sector.

In deze reeks over het ontstaan en verloop van durfkapitaal in Nederland is naar voren gekomen dat heel wat – vandaag de dag toegankelijke en gebruikelijke – technologieën in de jaren tachtig nog in de kinderschoenen stonden. Een goed voorbeeld hiervan is Pie Medical Imaging, het in 1982 opgerichte bedrijf dat digitale röntgenbeelden mogelijk maakt. Door deze technologie kunnen vernauwingen in kransslagaders beter in kaart worden gebracht. Al in de jaren tachtig werd er in dit biotechnologische bedrijf geïnvesteerd. ‘’Pie Medical Imaging was toen nog het enige medische bedrijf waarin wij geïnvesteerd hadden’’, vertelt De Haan.

Ondernemende geest

Michiel de Haan is in 1974 begonnen bij de Nederlandse Middenstandsbank (NMB), de verre voorloper van de ING Bank. ‘’Na een studie scheikunde aan de Universiteit van Leiden dacht ik: ‘Ik wil niet uiteindelijk in een laboratorium terechtkomen, maar ik doe liever iets ondernemends in het mkb’. Toen ben ik eerst bedrijfseconomie gaan studeren in Rotterdam. Na het afstuderen ben ik bij de NMB gaan werken op de afdeling Kredieten.’’

De Haan vertelt dat de NMB destijds dé bank was die de meeste ondernemingen binnen het midden- en kleinbedrijf te zien kreeg. Daarnaast was kredietverlening de enige mogelijkheid tot het financieren van het mkb. ‘’Bij de NMB zag je de meeste kredieten, ook al omdat de NMB een voorkeursbehandeling had voor – wat wij toen noemden – het garantiekrediet. Dat was de voorloper op de PPM-regeling. In mijn tijd was de NMB de eerste die dat kreeg.’’1

Terug naar de jaren zeventig

De voormalige bankier heeft tot en met 1980 gewerkt voor de Nederlandse Middenstandsbank. In die hoedanigheid heeft De Haan ook meerdere fusies, overnames en investeringen in de jaren zeventig begeleid. ‘’Omdat Kredietverlening in de jaren zeventig de enige dienst was die de NMB toen leverde, heb ik de afdeling Commerciële Ontwikkeling MKB opgericht. Daar concentreerden wij ons op fusies en overnames. De dienstverlening sloeg heel goed aan, gezien de begeleiding die toen ook nieuw was in het mkb.’’

De afdeling Commerciële Ontwikkeling MKB was toentertijd ook verantwoordelijk voor de Financieringsmaatschappij Industrieel Garantiefonds Amsterdam (FIGA). ‘’De FIGA was een overheidsparticipatiemaatschappij. Wij hadden een zustermaatschappij in Den Haag, de Financieringsmaatschappij Industrieel Garantiefonds ’s-Gravenhage (FIGG). Die werd beheerd door de Nationale Investeringsbank (NIB). Wij deden de kleine ondernemingen, zij de grote ondernemingen.’’

‘’Door deze activiteiten van de FIGA kregen wij als afdeling de eerste ervaringen met het investeren in de aandelen van startende of groeiende bedrijven in het mkb’’, vervolgt De Haan. ‘’Het fenomeen van bancaire of overheidsinstellingen die zo in het mkb financierden was geheel nieuw. Wij zagen dat daar een gat in de markt lag’’, benadrukt hij.

Of de oliecrises invloed hebben gehad op de economische gesteldheid van jonge ondernemingen? ‘’Voor de doelgroep van investeren in aandelen van beloftevolle groeiende ondernemingen was de oliecrisis niet van belang. Die bedrijven deden het gewoon goed. Er was in mijn geheugen daar nooit problemen mee.’’ De Haan maakt daarbij echter een kanttekening: ‘’Het had wel tot gevolg een groei van M&A. Dat was wel een duidelijk gevolg van de oliecrises.’’

NMB Participatie

In 1976 werd het Project Industriële Innovatie (PII) opgericht. Het door het Ministerie van Economische Zaken en de TNO gefinancierde project had een tweezijdig doel: enerzijds het bijstaan van ‘jonge innovatieve bedrijven’, anderzijds het ‘bevorderen van innovatieprocessen in bestaande kleine en middelgrote bedrijven’.

Michiel de Haan onderstreept dat het PII van groot belang is geweest voor het Nederlandse midden- en kleinbedrijf. ‘’Het PII was een belangrijke stimulans voor het creëren van concurrerende industriële voorsprong. Daardoor had het een positief effect voor internationale groeimogelijkheden voor het Nederlandse mkb. Het vormde ook de basis voor de wens van de NMB om een eigen participatiemaatschappij op te richten in 1980.’’

Eind jaren zeventig mochten banken op grond van de Wet Toezicht Kredietwezen geen participatiemaatschappijen hebben. ‘’Als gevolg van de wens van de NMB om een participatiemaatschappij op te richten, zat ik in een commissie van de VNO om aan te dringen op een aanpassing van de Wet Toezicht Kredietwezen. Toen die aanpassing er kwam, was de NMB de eerste bank die een participatiemaatschappij oprichtte. Dat was nog voor de invoering van de PPM-regeling. Daarom was de NMB de eerste die dat deed met de oprichting van NMB Participatie in september 1980.’’

Groei van durfkapitaal

De Haan benadrukt dat de PPM-regeling heeft bijgedragen aan de groei van durfkapitaal in Nederland. ‘’Door de PPM-regeling zijn wel veel andere banken een participatiemaatschappij gaan oprichten, maar ook verzekeringsmaatschappijen en dergelijke. Je zag dus vanuit deze versterking van het eigen vermogen dat meer bedrijven ook internationaal sterker kwamen te staan.’’

‘’Dat was dus ook heel positief’’, benadrukt hij, ’’omdat één van de fenomenen van participatie is dat er wordt gesyndiceerd om te voorzien in de grote financieringsbehoefte van snel groeiende innovatieve bedrijven. Als fonds had je vaak onvoldoende vermogen om in het kader van verspreiding van een fonds niet teveel te investeren in één bedrijf. Dan vind je het fijn om – ook om het delen van intelligentie en netwerken – met andere participatiemaatschappijen te syndiceren.’’2

Hoewel de PPM-regeling vooral positief effect heeft gehad, was er ook een minder gewenst effect, vertelt De Haan. ‘’Het minder gewenste effect was dat het kunnen declareren van de helft van een eventueel verlies bij bepaalde participatiemaatschappijen tot risicovermijdend gedrag leidde. Zij dachten: als ik heel veel risico neem, dan kan ik de helft terugkrijgen. Daardoor werd er ook in verkeerde ondernemingen deelgenomen. De PPM-regeling leidde tot veel verlies bij de overheid, want die moest telkens de helft van het bedrag terugbetalen.’’

Uitdaging buiten Nederland

In 1987 heeft Michiel de Haan middels een management buy-out NMB Participatie overgenomen. ‘’Nadat ik NMB Participatie had overgenomen en de naam had veranderd in Atlas Venture, was de meest aantrekkelijke sector vanuit Nederlands oogpunt de Informatietechnologie (IT).’’

Atlas Venture had toentertijd vestigingen in München, Parijs en Boston. ‘’Wij konden toen, als een van de weinige participatiemaatschappijen in Europa, een – wat wij noemden – ‘Best of breed across the Atlantic’ beleid voeren richting de meest beloftevolle Informatietechnologie-ondernemingen van Amerika en Europa. Wij konden kiezen tussen wat mijn medewerkers en partners zagen als de beste ondernemingen.’’

Hoe Atlas Venture dit destijds deed? ‘’Wij hadden een gezamenlijke vergadering met het kantoor in Boston en de kantoren in Europa. In die vergaderingen werden de mogelijkheden in zowel Europa als in Amerika vergeleken. Daaruit kozen wij de beste om in te investeren. Wij konden via een intern netwerk met elkaar vergaderen. Wij behoorden tot de eerste participatiemaatschappijen die een vergadercapaciteit hadden via de Apple Macintosh.’’

In de jaren tachtig waren er nog niet veel volledig internationaal groeiende (grote) bedrijven. De markt voor durfkapitaal was toen nog niet zo concurrerend, zoals die markt nu wel zo is. ‘’In de jaren negentig begonnen de ondernemingen te komen die van een superieure vinding, met name in de IT, konden uitgroeien tot hele grote ondernemingen. Een voorbeeld voor Atlas was Sequent Computer Systems waar wij zelf de Europese dochter, Sequent Europe BV, oprichtten en na een aantal overnames in Europa de Europese BV terug verkochten aan de inmiddels beursgenoteerde Amerikaanse moeder Sequent Computer Systems. Dat was toen een vorm van heel creatief investeren.’’

Stier Herman

In december 1990 werd de welbekende stier Herman geboren in Leiden. Herman was de eerste genetisch veranderde stier ter wereld, afkomstig van het in Leiden gevestigde dochterbedrijf van GenPharm International. Het in 1988 opgerichte biotechbedrijf GenPharm (Mountain View, Californië) richtte zich op het uitvinden en produceren van medicijnen gebaseerd op transgene dierentechnologie. 

Herman droeg als eerste rund in zijn DNA een gen voor het menselijk eiwit lactoferrine – ook wel human lactofferin genoemd. Voor lactoferrine vormden in Leiden koeien en later ook konijnen de basis. In Californië vormden muizen de basis voor de ontdekking en productie van Human Monoclonal Antibodies, die heden de meest gebruikte en succesvolle medicijnen zijn tegen kanker en virusinfecties.

Atlas Venture werd toentertijd uitgenodigd om deel te nemen in een syndicaat van Silicon Valley venture capital maatschappijen, waaronder Kleiner Perkins en Institutional Venture Partners (IVP). De Haan trad vervolgens toe tot de Raad van Commissarissen bij GenPharm. ‘’In de jaren negentig was er vooral in Europa aanvankelijk veel maatschappelijk verzet tegen deze methode om medicijnen te produceren, maar tegenwoordig is het draagvlak groot door het onbetwist enorme belang voor de gezondheidszorg alsmede de diervriendelijke omstandigheden van de productie.’’

Oprichting van Pharming

Michiel de Haan vertelt verder over het kweken van muizen. ‘’In Mountainview California ontwikkelde GenPharm in samenwerking met een dochter van Bristol-Myers Squibb gepatenteerde transgene muizen die zogenaamde ‘human monoclonal antibodies’ produceerden. In de Verenigde Staten zou GenPharm vervolgens naar de beurs gaan op basis van deze zeer beloftevolle nieuwe medische technologie.’’

Echter, op de dag vóór de notering spande een concurrent een rechtszaak aan op grond van diefstal van intellectueel eigendom. ‘’Er was toen een concurrent. Die heeft toen een dag voor de beursgang een rechtszaak aangespannen tegen GenPharm vanwege het stelen van kennis’’, vertelt hij. De in februari 1992 aangekondigde beursgang op de NASDAQ werd zodoende afgeblazen. GenPharm besloot vervolgens om een eigen rechtszaak te beginnen tegen deze onterechte beschuldiging, die vervolgens ook werd gewonnen.

 ‘’GenPharm heeft zijn muizen verkocht aan Medarex’’, vervolgt De Haan verder. Medarex is later in 2009 overgenomen door Bristol-Myers Squibb. ‘’Nivolumab en Ipilimumab, dat zijn twee monoclonale antilichamen die worden geproduceerd door Bristol-Myers Squibb en die erg succesvol zijn op de markt. Zij behoren tot de belangrijkste monoclonale antilichamen die nu de basis vormen voor de nieuwste bestrijding van kanker en uitzaaiingen van kanker en vinden dus hun oorsprong in de originele transgene muizen van GenPharm.’’

De koeien- en konijnentak werd vervolgens ondergebracht in een nieuwe BV, genaamd Pharming, dat toen derhalve dezelfde aandeelhouders had als GenPharm. In 1998 kreeg Pharming een notering aan de effectenbeurs in Amsterdam. De Haan werd bij Pharming ook benoemd tot commissaris. ‘’Pharming is een tijdje onder de radar geweest, maar is nu weer heel mooi terug. Atlas Venture was dus de mede-oprichter van de huidige Pharming.’’

De grootste uitdagingen

Wat waren destijds de grootste uitdagingen voor Atlas Venture in de biotechnologische sector? ‘’Wij waren bij de oprichting afhankelijk van de wetenschappelijke oprichters. Dié waren zo briljant dat zij die uitvinding hadden gedaan en daardoor een potentieel begin van een heel grote onderneming. De uitdaging was om de oprichters te overtuigen dat een nieuwe directie nodig was, omdat de onderneming naar een heel nieuwe commerciële fase moest worden gebracht.’’

‘’Maar om te groeien van labfase naar marktfase bleek vaak dat er een behoefte was aan meer commerciële leidinggevenden’’, benadrukt De Haan. ‘’Meestal moesten de oprichters toen toezien dat zij niet meer de directie konden voeren. Ik moest hen toch wel vertellen: ‘Sorry, briljante figuur. Je bent heel goed in de uitvinding geweest en misschien krijg je er een Nobelprijs voor. Maar om het op de markt te brengen heb ik mensen nodig die de samenwerkings- en commercialisatiefase kunnen aangaan’. Vaak gingen zij ook tekeer. Je kon het ook niet hebben dat zij dwars gingen liggen.’’

Desalniettemin waren er ook uitzonderingen, benadrukt hij. ‘’Sommige uitvinders hadden ook het vermogen om commercieel te zijn. Zo is Simon Moroney van MorphoSys als pure wetenschapper in staat gebleken om van MorphoSys een groot bedrijf te maken als directeur. Hetzelfde geldt voor Crucell: ook Dinko Valerio heeft zich als wetenschapper ontwikkeld tot een succesvolle ondernemer en directeur in de hele snelle groei van Crucell.’’

Europese verbondenheid

Hoewel Nederland een begunstigde positie had, was ons land geen uitzondering – ook elders in Europa kwam de markt voor durfkapitaal op. In 1983 is vanwege het opzoeken van Europese bondgenoten de European Venture Capital Association (EVCA) opgericht. Deze vereniging is in 2015 verdergegaan met de naam Invest Europe.

Michiel de Haan, die de EVCA mede heeft opgericht én tevens in 1987 en 1988 voorzitter is geweest, blikt terug op die tijd. ‘’Door de sterke banden tussen het Verenigd Koninkrijk en Amerika waren de grote participatiemaatschappijen er al eerder, met name in Londen. Nadat Invest Europe werd opgericht ging er een stimulerende werking vanuit naar het continent. Door Invest Europe kwamen de grote markten in Europa: Scandinavië, Denemarken, Frankrijk en Duitsland.’’

De Haan gaat ook in op de positie van Nederland in de jaren tachtig. ‘’Nederland heeft hierin een, in verhouding, grote rol gekregen op het continent. Er was heel veel behoefte om met elkaar te praten en kennis met elkaar uit te delen. Een van onze grote diensten aan onze leden was dat wij congressen hielden met elkaar. Wij hadden congressen op hele mooie plekken in Europa.’’

‘’Op het gebied van medische technologie, life sciences (LS), is door de snelle groei van de Science Park in Leiden een belangrijke Nederlandse plek veroverd in deze markt’’, vervolgt hij verder. ‘’Leiden was vergelijkbaar met Cambridge in Engeland, Leuven in België en Boston in Amerika. Daar waar Sillicon Valley het centrum was voor life sciences in de jaren negentig is deze plek nu toch wel overgenomen door Boston. Overigens is er door een reorganisatie van Atlas Venture sinds mijn vertrek daar nog steeds een vestiging in Boston, die heel groot is geworden.’’

Vaccin van eigen bodem

Momenteel zijn er meerdere coronavaccins (in ontwikkeling), waaronder een zogenoemd Leids coronavaccin. Dit Nederlandse vaccin vindt zijn oorsprong bij Crucell, het Leidse biotechnologiebedrijf dat in 1993 is opgericht en in 2011 is overgenomen door Johnson & Johnson. Het in Nederland als ‘Janssen vaccin’ bekende coronavaccin heeft zeer onlangs goedkeuring gekregen van zowel de Amerikaanse FDA als de Europese EMA.

Michiel de Haan heeft tevens aan het begin gestaan van Crucell, opgericht door Dinko Valerio die later ook betrokken is geweest bij de oprichting van Galapagos. ‘’Ik heb inderdaad aan het begin gestaan van Crucell. De voorloper van Crucell was IntroGene, opgestart in het primatencentrum van TNO te Rijswijk door Dinko Valerio en twee professoren. TNO had een primatencentrum en wij hadden al vanuit NMB een samenwerking met TNO, omdat wij het interessant vonden om een samenwerking te hebben. Wij hadden ook een participatiemaatschappij opgericht voor TNO, Partno Participatie. Via TNO kwam ik in aanraking met Dinko.’’

‘’De belangrijkste uitvindingen van Crucell vinden daar hun oorsprong’’, benadrukt hij. ‘’Het was bijzonder dat de huidige successen van Crucell daar de oorsprong vinden en de meest bekende vaccins van Crucell op basis van recombinant Advac waren succesvol bij onder andere Ebola in Afrika. Nu in 2021 ligt deze technologie ook aan de basis van het Janssen Covid-19 vaccin dat nu in Sciencepark Leiden is uitgevonden.’’

De Haan vertelt nog een anekdote over de eerste vergadering. ‘’Het was wel erg interessant dat de eerste vergaderingen werden gehouden in het primatencentrum. Wij moesten vergaderen naast de gorilla’s’’, vertelt hij lachend.

“Met Dinko Valerio heb ik niet alleen een zakelijke relatie’’, vervolgt hij, ‘’maar we zijn ook goede vrienden geworden dat jaren later in 2002 leidde tot de gezamenlijke oprichting van Aescap Venture, wederom een Biotech venture fonds dat in 15 jonge-fase ondernemingen heeft geinvesteerd  en inmiddels in de eind fase zit met drie beursgenoteerde deelnemingen.

De deelnemingen waar Dinko bij betrokken was zijn allemaal of naar de beurs gegaan of verkocht en Dinko is weer heerlijk actief als Leidse ondernemer. Mijn laatste Aescap Venture commissariaat was bij Avantium in Amsterdam waar ik als voorzitter nog de beursgang heb mogen begeleiden.”

Ondernemende filantropie

Na zijn avontuur bij Atlas Venture heeft hij besloten om onder meer bij te dragen aan effectievere ontwikkelingshulp. De Haan heeft in 2004 de European Venture Philanthropy Association (EVPA) opgericht – filantropisch durfkapitaal is het doel van deze vereniging. ‘’De EVPA is bedoeld om te investeren in innovatieve ondernemingen die niet alleen financieel rendabel moeten zijn – dus levensvatbaar – maar ook een sociale impact moeten hebben. Sinds de oprichting bestaat de EVPA nu uit 320 leden in 30 landen.’’

Vandaag de dag is De Haan commissaris bij de Aqre Group, de moedermaatschappij van Bionexx en Qimpexx. Hij vertelt over de samenwerking met boeren in Madagascar. ‘’Bionexx heeft een fabriek die het medicijn artemisinine produceert uit de plant Artemisia Annua, welke wordt geteeld door een samenwerking van 20.000 boeren in Madagaskar. Artemisinin is het enige werkzame medicijn tegen malaria.’’

‘’Qimpexx richt zich op kinine’’, vervolgt hij verder. ‘’Dat wordt gemaakt van de uit Afrika aangeleverde schors van de Cinchona Officinalis. Kinine wordt vooral geleverd aan de drankenindustrie en aan fabrieken voor geur- en smaakstoffen.’’

Meer dan innovatie alleen

Michiel de Haan is kort doch krachtig als hem wordt gevraagd hoe het was om in de destijds nog opkomende biotechnologische sector medicijnen te produceren. ‘’Een kort antwoord is eigenlijk dat eerst alleen de grote ondernemingen dat deden. Uiteindelijk zijn die afhankelijk geworden van de kleine ondernemingen. Die grote ondernemingen zijn afhankelijk van uitvinding en niet van innovatie. Innovatie is verbetering van iets wat al bestaat. Uitvinding is daarentegen iets wat nog helemaal niet bestaat.’’

‘’Innovatie is minder interessant dan uitvinding voor de wereld’’, benadrukt hij. De Haan denkt even na en wijst naar zijn hoofd: ‘’Voor uitvindingen moet je briljant zijn.’’

Dit artikel maakt deel uit van een reeks over het ontstaan en verloop van durfkapitaal in Nederland. Dit is het derde deel van deze reeks. 

Bronnen:

1. De Nederlandse Middenstandsbank had een monopolie op het garantiekrediet. Op een gegeven moment lobbyde de Rabobank ook voor het verlenen van dit krediet. In 1975 bestond het garantiekrediet uit vier vormen: vermogensversterkingskrediet, bedrijfskrediet, krediet voor economische samenwerking en de bijzondere hypothecaire geldlening. Bron: Reformatorisch Dagblad, 28-07-1975, pagina 3.

2. Het proces waarbij een groep van financiers gezamenlijk overeenkomen welk deel van een transactie elke partij toebedeeld krijgt. Door het verdelen van een transactie over partijen worden ook de risico’s verspreid.

Gerelateerde artikelen