Verrekeningsmogelijkheid fiscus bij verbreking fiscale eenheid vennootschapsbelasting

Columnist Eric Vermeulen, van Luminous Tax Matters, staat stil bij de extra verrekeningsmogelijkheid die de fiscus krijgt als een partij een fiscale eenheid vennootschapsbelasting aangaat. Dat is namelijk één van de wat minder bekende nadelen, aldus Vermeulen.
De fiscale eenheid vennootschapsbelasting is een bekende en veel gebruikte fiscale faciliteit in Nederland, zeker bij fusies en overnames.
 
Over de voordelen (onder meer: rentelasten Newco verrekenen met operationele winsten, belastingvrij schuiven met latente boekwinsten) en de nadelen (zoals: hoofdelijke aansprakelijkheid vennootschapsbelasting, belaste vrijval schulden van failliete dochtermaatschappij, verbrekingsperikelen) is al veel geschreven en alom bekend. 
 
Eén van de wat minder bekende nadelen is de extra verrekeningsmogelijkheid die de fiscus krijgt als gevolg van het aangaan van een fiscale eenheid vennootschapsbelasting; reden om er hier even bij stil te staan.
 
Artikel 24, lid 1, letter b van de Invorderingswet 1990 geeft de ontvanger van de belastingdienst de mogelijkheid om een teruggave van rijksbelastingen (vooral vennootschapsbelasting, loonheffingen en omzetbelasting) aan een BV/NV niet uit te betalen, maar deze juist te verrekenen met een belastingschuld van een andere BV/NV.
 
Dit mits beide rechtspersonen in dezelfde fiscale eenheid vennootschapsbelasting zitten én de belastingschuld en –teruggave ook betrekking heeft op een periode dat beiden in die fiscale eenheid zitten. De BV/NV die de belastingteruggave misloopt krijgt van rechtswege wel een regresvordering op de andere BV/NV, maar die vordering is over het algemeen illusoir. Let wel: dit is geen extra (hoofdelijke) aansprakelijkheid, het is ‘slechts’ een verrekeningsmogelijkheid. 
 
Deze bepaling leidt er bijvoorbeeld toe dat een vordering omzetbelasting van een fiscaal gevoegde Vastgoed-BV (BTW-teruggave ontstaan wegens bouw van een te verhuren fabriekshal) niet uitbetaald wordt, maar verrekend wordt met een loonheffingschuld van een (nagenoeg) failliete mede-gevoegde groepsmaatschappij. 
 
De verrekeningsmogelijkheid heeft de belastingdienst ook ná verbreking van de fiscale eenheid, maar dan wel voor belastingteruggaven en -schulden die allebei zien op de periode dat beide rechtspersonen in de fiscale eenheid vennootschapsbelasting zaten. In theorie kan de fiscus dus nog 5 jaar ná verbreking van de fiscale eenheid verrekenen.
 
Indien als gevolg van een overname een bestaande fiscale eenheid vennootschapsbelasting wordt verbroken dient per het verbrekingsmoment dus goed gekeken te worden naar de fiscale vorderingen op de balans van de aan te kopen BV’s. Een op zich terechte BTW-vordering op de Belastingdienst zou wel eens minder ‘hard’ kunnen zijn dan gedacht, zeker als de BV’s worden gekocht uit een slechtlopend concern. In zulke gevallen kan het raadzaam zijn om extra zekerheden te vragen of bijvoorbeeld de koopsom pas (deels) te betalen nadat de betreffende belastingvordering is geïnd.
 
— 
 
Eric Vermeulen, Luminous Tax Matters NV
 
Gerelateerde artikelen