Onderzoek: familiebedrijven meer open voor externe bestuurders
Familiebedrijven staan meer open voor externe bestuurders. Slechts één op de acht vindt dat het familiebedrijf nu en op termijn bestuurd moet worden door familieleden. Dat blijkt uit een rondgang van adviesbureau Boer & Croon onder bestuursleden van zo'n 40 familiebedrijven met een minimale omzet van 10 miljoen euro.
Bestuursopvolging binnen de familie is voor de meeste bestuurders niet per se wenselijk voor het voortbestaan van het bedrijf. Belangrijker vinden ze dat de familie zeggenschap houdt (58 procent). Slechts 12 procent vindt dat het familiebedrijf, nu en op termijn, bestuurd moet worden door familieleden. In 2010 was dit nog 30 procent. “Familiebedrijven zijn zich er steeds meer van bewust dat het aantrekken van een externe bestuurder noodzakelijk kan zijn voor het borgen van continuïteit of om het bedrijf naar de volgende fase te brengen”, aldus Maarten Vijverberg, partner bij Boer & Croon.
Bijzondere karakter behouden
Uit het onderzoek komt naar voren dat familiebedrijven steeds meer open staan voor bestuurders van buiten de familie. De voornaamste risico’s van een directie die bestaat uit externe personen zijn volgens de bestuurders het verlies van familiewaarden (67 procent), een te grote focus op het directiebelang (43 procent) en het feit dat familie zich minder betrokken voelt bij de zaak (36 procent). “Dergelijke gedachten zijn begrijpelijk, maar we zien dat de angst voor het aantrekken van een externe bestuurders afneemt”, zegt Vijberberg. “Terecht ook, want de bestuurswissel hoeft zeker niet te betekenen dat familiebedrijven hun bijzondere karakter kwijt raken en kan op bepaalde momenten cruciaal zijn om het bedrijf verder te brengen.”
Weinig vreemd vermogen
Familiebedrijven bieden de huidige laagconjunctuur beter het hoofd dan niet-familiebedrijven. Daarover is vrijwel ieder familiebedrijf (94 procent) het eens. Volgens tweederde komt dit doordat familiebedrijven conservatiever zijn gefinancierd, met weinig vreemd vermogen. Driekwart is het eens met de stelling dat familiebedrijven zich beter door de crisis slaan omdat zij minder gericht zijn op korte termijn financiële prestaties.
Meer vertrouwen in bank
Opvallend aan de uitkomst van het onderzoek is ook dat ruim 63 procent van de familiebedrijven naar de bank zou stappen wanneer extra financiële middelen nodig zijn. Ruim 15 procent zou aankloppen bij een particuliere investeerder, terwijl een dikke 12 procent naar een andere familiebedrijf stapt. “Familiebedrijven lijken in deze huidige tijd meer vertrouwen hebben in de traditionele geldverstrekker dan menig ander bedrijf”, aldus Vijverberg.