Obstakels voor private investeerders in de zorg
De Nederlandse zorgsector mag zich in toenemende mate verheugen in belangstelling van private investeerders. En er is sprake van een toenemend aantal investeerders die actief zijn in de zorg, waaronder gespecialiseerde fondsen die zich uitsluitend op deze sector richten. Toch zijn er nog veel beren op de weg. De voorgenomen wijziging van artikel 13 van de Zorgverzekeringswet zou de investeringen fors kunnen terugdringen.
Door Diederick de Boer, advocaat bij Lexence
Healthcare is hot en dat is niet zo gek. De gezondheidszorg is namelijk een groeimarkt die niet gevoelig lijkt voor negatieve conjunctuurontwikkelingen. Alom wordt aangenomen dat de vraag naar zorg (zowel op het gebied van cure als care) in de toekomst sterk zal blijven groeien. Dit wordt onder meer veroorzaakt door demografische ontwikkelingen zoals vergrijzing en toename van chronische en welvaartziekten. Ook zijn er technologische ontwikkelingen die een groeiend aanbod van behandelmethoden mogelijk maken voor een steeds breder wordende doelgroep.
Daarnaast ondervinden zorgaanbieders veel moeite om (voldoende) externe financiering aan te trekken bij andere (meer traditionele) partijen zoals de banken. Daar lijkt een mooie rol weggelegd voor private verstrekkers van (risicodragend) vermogen. Dit heeft de regering ook al enige tijd geleden gesignaleerd. Om het aantrekkelijker te maken voor private partijen om te investeren in de zorg ligt er een wetsvoorstel dat winstuitkering in de zorg mogelijk, onder strikte voorwaarden, moet maken. Dit in de verwachting dat private investeerders kunnen bijdragen aan verbetering van de kwaliteit, doelmatigheid en dienstverlening van medisch-specialistische zorg.
Toch lijken de daadwerkelijke investeringen van private partijen in de kern van de zorgsector achter te blijven bij wat men op basis van de mooie toekomstvoorspellingen misschien zou verwachten. Van een sterke toename is nog geen sprake. Daarbij is het nog zo dat de meerderheid van investeringen worden gedaan in toeleveranciers en dienstverleners van zorgaanbieders, en nog niet zoveel in de zorgaanbieders zelf.
De terughoudende opstelling van investeerders in het afgelopen jaar kan gedeeltelijk worden verklaard door de onzekerheid over de richting die de politiek zou inslaan na de laatste Tweede Kamer verkiezingen. Grote(re) winst van de links georiënteerde partijen zou ongetwijfeld hebben geleid tot een wijziging van de koers tot stimulering van marktwerking in de zorg. Dat was het investeringsklimaat niet ten goede gekomen.
Het pakte anders uit. Het nieuwe kabinet beoogt in het huidige regeerakkoord nog steeds het verbod op winstuitkering in de zorg af te schaffen, zij het onder strikte voorwaarden. Dat zal voor veel investeerders en ondernemers in de zorg een positief signaal zijn. Maar er zijn ook andere, ingrijpende maatregelen aangekondigd die tot veel onzekerheid en onrust leiden bij partijen in de zorg.
Een van de meest opvallende ontwikkelingen betreft in dat opzicht de aangekondigde wijziging van artikel 13 van de Zorgverzekeringswet (Zvw) in combinatie met het in het regeerakkoord uitgesproken voornemen om de restitutiepolis naar de aanvullende verzekering te verplaatsen.
Op basis van een naturapolis heeft de verzekerde recht op zorg die rechtstreeks door de zorgverzekeraar wordt betaald. Zorgverzekeraars sluiten contracten met zorginstellingen waarin onder meer afspraken worden gemaakt over de te leveren zorg en budgettering. Wanneer de houder van een naturapolis zorg afneemt bij een niet-gecontracteerde instelling wordt de zorg veelal slechts gedeeltelijk vergoed. Op basis van restitutiepolis heeft de verzekerde recht op een vergoeding van zorg die door de verzekerde is betaald. Met een restitutiepolis komt ook zorg van niet-gecontracteerde partijen voor volledige vergoeding in aanmerking. Met een dergelijke polis heeft de verzekerde dus een ruimere keuzevrijheid.
Hinderpaalverbod
De voorgestelde wijziging van artikel 13 Zvw beoogt het zogenaamde “hinderpaalverbod” af te schaffen. Op grond van het huidige artikel 13 zijn verzekeraars gehouden om verzekerden met een naturapolis een bepaalde vergoeding te betalen wanneer zij zorg afnemen bij niet-gecontracteerde zorgaanbieders. De vergoeding in die gevallen bedraagt doorgaans tot 80% van de declaratie. De vergoeding mag echter niet zodanig laag zijn dat zij een hinderpaal vormt om zorg bij niet-gecontracteerde partijen af te nemen. Op die manier wordt de keuzevrijheid van verzekerden met een naturapolis gewaarborgd. Indien het hinderpaalverbod wordt afgeschaft zullen de zorgverzekeraars niet langer gehouden zijn om zorg die wordt afgenomen bij niet-gecontracteerde partijen nog te vergoeden. Daarmee wordt de inkoopmacht van zorgverzekeraars aanzienlijk vergroot.
Bovengenoemd effect zal verder worden versterkt indien de restitutiepolis naar de aanvullende verzekering wordt gebracht. Deze wordt daarmee duurder zodat naar verwachting meer verzekerden zullen kiezen voor een naturapolis.
De aankondiging van de twee maatregelen heeft geleid tot heftige reacties. De discussie spitst zich met name toe op waarborging van de vrije artsenkeuze, maar de effecten van de maatregelen op de positie van zorgaanbieders op de zorgmarkt zijn ook zeer relevant.
De afschaffing van het hinderpaalverbod zou de positie van zorgaanbieders aanzienlijk verzwakken. Een relatief grote groep niet-gecontracteerde zorgaanbieders zal makkelijk uit de markt worden gedrukt. Het is immers moeilijk concurreren met partijen van wie de declaratie wel door een verzekeraar wordt vergoed. Voor nieuwe toetreders zal de markt naar verwachting vrijwel geheel op slot gaan omdat zorgverzekeraars steeds selectiever contracteren.
Zorgaanbieders die wel een contract hebben met zorgaanbieders zien eventuele groeiambities vaak gesmoord door omzetplafonds die vanuit verzekeraars worden opgelegd. Deze voorzien doorgaans in maximaal 2,5% omzetgroei per jaar. Met de afschaffing van het hinderpaalverbod wordt het voor deze zorgaanbieders vrijwel onmogelijk om verder te gaan als niet-gecontracteerde zorgaanbieder om zo wel hun ambities te kunnen verwezenlijken.
Investeerders zullen deze ontwikkelingen ongetwijfeld nauwgezet volgen en meewegen in de beoordeling van businessplannen van zorgaanbieders die financieringen trachten aan te trekken. In de praktijk stranden deals vanwege de zwakke uitgangspositie van niet-gecontracteerde zorgaanbieders in discussies met verzekeraars en de impact van omzetplafonds op groeiprognoses. Het lijkt wat dubbel dat het kabinet enerzijds stelt toetreding van private investeerders in de zorg te willen stimuleren terwijl het tegelijkertijd maatregelen treft waarmee feitelijk een hinderpaal wordt opgeworpen voor die toetreding. Voor de ontwikkeling van een gezonde ondernemingszin en nieuwe initiatieven in de zorg zou het beter zijn als artikel 13 Zwv ongewijzigd blijft.
Dit artikel verscheen eerder in M&A Magazine