NOW: rekenvoorbeelden subsidie bij daling loonkosten

Op 6 april 2020 heeft het UWV het NOW loket geopend. Bij de subsidieaanvraag wordt een voorlopige berekening van de subsidie gemaakt. Achteraf wordt de subsidie mogelijk naar beneden bijgesteld. Hieronder een aantal rekenvoorbeelden voor het bepalen van de subsidie in de situatie dat sprake is van een loonkostenvermindering in de periode waarover subsidie is verleend.

Door Joost van Ladesteijn en Gaby van Burken, advocaten bij HVG Law

De hoogte van de subsidie is gerelateerd aan het omzetverlies en wordt kortweg gebaseerd op de loonsom van januari 2020 (of indien over die maand geen loongegevens beschikbaar, over november 2019), vermeerderd met 30% werkgeverslasten. De subsidie bedraagt maximaal 90% van de totale loonsom. Achteraf vindt een eventuele correctie van de omzetvermindering en/of loonkosten plaats.

De berekening van de subsidie is als volgt: A x B x 3 x 1,3 x 0,9 (A staat voor het verwachte omzetdalingspercentage en B voor de loonsom).

In het geval de loonkosten in maart, april en mei 2020 lager uitvallen dan driemaal de loonsom van januari 2020, dan ontvangt de werkgever uiteindelijk voor elke euro minder loonkosten 90 cent minder subsidie. Er vindt dan een terugvordering plaats. Er wordt geen correctie voor omzetverlies toegepast. 

De berekening van de subsidie bij verlaging van de loonsom is als volgt: (A x B x 3 x 1,3 x 0,9) – (C x 1,3 x 0,9) (C staat voor de verlaging van de loonsom over maart, april en mei 2020). 

Er wordt als het ware een staffel toegepast. Indien de gemiddelde loonsom van maart, april en mei 2020 ten opzichte van januari 2020 en de omzet ten opzichte van 2019 met hetzelfde percentage dalen, is de subsidie nihil.

Voorbeeld I:

Stel dat de werkgever bij de subsidieaanvraag uitgaat van een loonsom van € 900.000 in januari 2020 en een verwachte omzetdaling van 50% over maart, april en mei 2020. De hoogte van de subsidie wordt als volgt berekend: 0,5 x 900.000 x 3 x 1,3 x 0,9 = € 1.579.500. 

In februari 2020 sluit de werkgever met een groep werknemers een beëindigingsovereenkomst, waardoor deze werknemers in april 2020 uit dienst treden en de loonkosten van de werkgever over maart, april en mei 2020 met 20% dalen. De loonkosten bedragen € 2.160.000 (in plaats van € 2.700.000,-). De uiteindelijke hoogte van de subsidie wordt als volgt berekend: € 1.579.500 – (540.000 x 1,3 x 0,9) = € 947.700. De subsidie daalt met 40%.

Voorbeeld II:

Het betreft dezelfde werkgever als in voorbeeld I, maar nu dalen de loonkosten van de werkgever over maart, april en mei 2020 met 30%. De loonkosten bedragen € 1.890.000 (in plaats van € 2.700.000,-). De uiteindelijke hoogte van de subsidie wordt als volgt berekend: € 1.579.500 – (810.000 x 1,3 x 0,9) = € 631.800. De subsidie daalt met 60%. 

Voorbeeld III:

Het betreft dezelfde werkgever als in voorbeeld I. Achteraf blijkt dat de daadwerkelijk omzetdaling 40% is (in plaats van 50%). Daarnaast vond in februari 2020 een overname van een onderdeel van de onderneming van de werkgever plaats, waardoor werknemers zijn overgegaan naar een andere partij en de loonkosten van de werkgever over maart, april en mei 2020 met 40% zijn gedaald. De loonkosten bedragen € 1.620.000 (in plaats van € 2.700.000,-). De uiteindelijke hoogte van de subsidie wordt als volgt berekend: (0,40 x 900.000 x 3 x 1,3 x 0,9) – (1.080.000 x 1,3 x 0,9) = nihil.

Vorenstaande voorbeelden vormen slechts algemene berekeningswijzen. In de praktijk zal iedere situatie anders zijn. Hiermee zal bij de berekening van de subsidie rekening dienen te worden gehouden. 

Gerelateerde artikelen