Meer onderzoek nodig naar overname van Amsterdamse afvalverwerker
Uit een eerste onderzoek naar de overname, die in december werd bekendgemaakt, heeft toezichthouder Autoriteit Consument & Markt (ACM) geconcludeerd dat er na het samengaan van de bedrijven weinig alternatieven overblijven in het westen van het land en afvalverwerking duurder kan worden.
Het tweede onderzoek gaat zich richten op de gevolgen voor de verwerking van huishoudelijk afval, bedrijfsafval en licht verontreinigd afval. Zowel AEB als AVR scheidt nu afval en haalt daar bruikbare grondstoffen uit, die gemeenten en bedrijven dan kunnen afnemen. Doordat andere verwerkers met zulke installaties niet in de buurt liggen, kunnen klanten volgens de ACM maar moeilijk voor een andere partij kiezen als de prijzen bij AVR en AEB stijgen.
Los van de prijs kan de fusie door het wegvallen van concurrentie ook negatieve gevolgen hebben voor de kwaliteit, innovatie en de prikkel om duurzamer te gaan ondernemen, denkt de ACM.
In het volgende onderzoek gaat de ACM onder meer in gesprek met concurrenten en afnemers. Dan moeten AEB en AVR eerst een vergunning voor de overname aanvragen.
AVR bracht een bod van 450 miljoen euro uit op de Amsterdamse branchegenoot, die een roerige periode kende. In 2019 kwam het bedrijf door onder meer achterstallig onderhoud en intern geharrewar zodanig in het nauw, dat vier van de zes verbrandingsovens moesten worden stilgelegd en er een stuwmeer ontstond aan afval vanuit Amsterdam, maar ook andere delen van het land. De gemeente sprong meermalen financieel bij om AEB overeind te houden en besloot uiteindelijk het bedrijf te koop te zetten.