Het familiebedrijf is van waarde
Door drs. Joost Groeneveld RA RV, directeur Wingman Business Valuators Breda
Bij erfopvolging gaat het meestal om de leidinggevende functie. Als je het zo wil zien, is de recente abdicatie van Koningin Beatrix een schitterend voorbeeld van opvolging in het familiebedrijf van de Oranjes. Drie generaties is genoeg om van een familiebedrijf te spreken. Als koningen geven zij al 200 jaar leiding aan Nederland B.V.. Een beter voorbeeld van erfopvolging zul je als familiebedrijf niet vaak zien.
Bij elke opvolging moeten we ons afvragen of de goede weg wordt bewandeld. De familie moet zich dat afvragen; de onderneming moet dat ook doen. De opvolging lijkt vanzelfsprekend, maar dat hoort zij niet te zijn. Het bedrijfsbelang hoort voorop te staan. In het algemeen zal de familie dat zelf ook zo willen zien. Daarbij horen dan toch enkele vragen te worden gesteld. Zal de opvolger het aan kunnen? Is hij naar verwachting de beste beschikbare opvolger? Werken de banden met de familie in het voordeel van de onderneming, of worden ze als knellend ervaren? En dan ook nog de “principiële” vraag of dit wel de goede procedure is. Moet er geen functieprofiel worden gemaakt? Moet er niet worden gesolliciteerd? Is een benoemingsadviescommissie niet nodig? Welke grote talenten krijgen op deze manier nooit een kans? Geldt dit niet als discriminatie in een land waar voor ieder de kansen gelijk dienen te zijn? Aan zulke vragen moet ik denken bij wat het familiebedrijf wordt genoemd. “Erfopvolging”; kun je dat van elkaar verlangen? Kunnen partijen tot hun recht komen? Zijn er alternatieven? Worden wederzijds de goede vragen gesteld?
Soms is “erfopvolging” de weg van de minste weerstand. Dan worden zulke vragen niet gesteld. Dan blijft onbeantwoord welke verwachtingen daadwerkelijk mogen worden gekoesterd en welke risico’s daarbij horen. Waarde heeft steeds betrekking op combinaties van verwachtingen en risico’s. Zonder antwoorden kan de waarde van de onderneming en in dat verband die van de opvolger niet worden bepaald.
Als in Nederland een onderneming langer dan 100 jaar bestaat, kan het predicaat “Koninklijk” worden aangevraagd. Toekenning daarvan komt niet zo heel vaak voor. Zo heel veel familiebedrijven van 3 generaties of meer zullen er misschien niet zijn. Misschien doordat de valkuil van de “erfopvolging” wel degelijk wordt herkend. Dan zal het familiebedrijf zich ook niet zo zwart/wit onderscheiden van een onderneming waarin niet op winst maar op waarde wordt gestuurd. Winst is voor de haastige passerende CEO. Onze jaarrekeningen geven hem de precieze cijfertjes. Hij mag ze in hoge mate nota bene zelf zo opstellen. Dan is het familiebedrijf met haar langlopende betrokkenheid hoop ik maar liever van waarde.