Flex-BV: aandeelhoudersverplichtingen

Het nieuwe Flexibel BV recht wordt op 1 oktober aanstaande ingevoerd. Dat is sneller dan verwacht. Het wordt mogelijk om het samenwerkingsverband in de BV meer het karakter van een maatschap te geven.

Door prof. dr. Kid Schwarz, Hoogleraar Ondernemingsrecht Universiteit Maastricht en partner Baker Tilly Berk.

Vanuit dit perspectief wordt het mogelijk om statutair verplichtingen voor aandeelhouders op te nemen van verbintenisrechtelijke aard. Die verbintenissen kunnen gelden tussen aandeelhouders en de BV. Zo kan worden bepaald dat bij onderschrijding van een solvabiliteitsgrens van bijv. 30% de aandeelhouders verplicht zijn om het garantievermogen van de vennootschap te versterken, bijvoorbeeld door meer aandelenkapitaal te verstrekken of achtergestelde leningen ter beschikking te stellen. Belangrijk is om deze verplichting te clausuleren, bijv. in die zin dat deze niet bestaat indien de BV in surseance verkeert of failliet wordt verklaard. Die verplichtingen kunnen ook gelden tussen aandeelhouders onderling, zoals de verplichting tot het beleveren van de vennootschap. Tenslotte kunnen statutair verplichtingen van aandeelhouders jegens derden worden opgenomen. Men denke bijv. aan de verplichting om zekerheid te stellen in de vorm van een pandrecht op aandelen, wanneer de BV vreemd vermogen in de vorm van een banklening besluit aan te trekken.

Wanneer deze verplichtingen zijn voorzien bij oprichting van de vennootschap, zullen alle deelnemende aandeelhouders daaraan zijn onderworpen. Wanneer die verplichtingen in een bestaande BV worden ingevoerd, blijkt de minderheidsaandeelhouder bij statutenwijziging overgeleverd aan de meerderheid. De vraag is hoe die minderheidsaandeelhouder wordt beschermd. Het nieuwe BV recht introduceert hier de ‘persoonsgebonden niet-gebondenheid’. Wanneer een minderheidsaandeelhouder wordt overstemd door de meerderheid, kan hij, wanneer hij niet voor de statutenwijziging stemt, verklaren persoonsgebonden niet aan de statutenwijziging gebonden te willen zijn. Nadat die aandeelhouder zich op ongebondenheid heeft beroepen, zal hij niet aan de gewijzigde statuten onderworpen zijn. Wanneer bijv. de onderschrijding van de solvabiliteitsgrens een feit is, zal hij niet verplicht kunnen worden om bij te dragen aan het vennootschappelijk vermogen.

De niet-gebondenheid is persoonlijk. Wanneer een niet-gebonden aandeelhouder zijn aandelen overdraagt, zal de opvolgend aandeelhouder wel aan de dan geldende statuten zijn onderworpen. Dit feit zal de koper in zijn koopprijs verdisconteren. Wanneer hierdoor de aandelen feitelijk onoverdraagbaar worden zullen de statuten moeten voorzien in een regeling op grond waarvan de BV op verzoek andere gegadigden voor de aandelen moet aanwijzen die een prijs zullen moeten betalen door deskundige(n) te bepalen. Bij die prijsbepaling wordt in beginsel uitgegaan van de oude statuten. Wanneer de BV geen personen aanwijst, zal de aandeelhouder zijn aandelen aan een derde kunnen overdragen, die dan ook niet aan de nieuwe statutaire regeling zal zijn gebonden. Een ingewikkelde maar voor juristen boeiende regeling.
 

Noot redactie MenA.nl: Op deze plaats zullen regelmatig blogs verschijnen van M&A professionals uit verschillende disciplines. Ook bloggen? Neem contact op met
de redactie.

Op 19 september wordt voor leden van de M&A Community een Masterclass Flex-BV georganiseerd, met aansluitend het M&A Café. Meld u hier aan.

Blijf wekelijks op de hoogte. Meld u aan voor de gratis MenA.nl nieuwsbrief.
Word lid van de M&A Community: meer kennis, meer deals

Gerelateerde artikelen