Behoren M&A’ers tot de nieuwe Nederlandse elite?
De eerste vraag die u als M&A’er heeft over een boek over de nieuwe top van de maatschappelijke apenrots is natuurlijk: worden we genoemd als nieuwe elite? U kunt gerust zijn: al in de proloog is het raak, als een fictief personage (‘Diederick’) zijn entree maakt als director bij een PE-fonds. Ja, zeggen de schrijvers, de nieuwe elite bestaat uit bankiers, bestuurders, advocaten en consultants, die allemaal met hard studeren en hard werken in een korte tijd ontzettend rijk zijn geworden.
Het boek zal vast resoneren bij de meeste M&A’ers: het gaat namelijk over een nieuwe meritocratisch gevormde bovenlaag die zichzelf op de vliering van de maatschappij opsluit door middel van vastgoedbezit, dure degrees en exclusieve netwerken. Als archetype van deze nieuwe rijken aan de vermogende kant van de kloof wordt een fictieve partner van een groot kantoor beschreven die zijn winstdeling in stenen stopt en zijn projectkindjes van Luzac naar privétennisles sleept – als u nu over uw schouder de kantoortuin in kijkt ziet u het type vast zitten.
Het is geen vrolijk boek. Allereerst tekenen de auteurs nou niet bepaald een Keukenhof-en-Molentjesbeeld van ons land. In tegenstelling tot het stereotype 'land van platburgers' blijkt Nederland een waar paradijs te zijn voor sociale ongelijkheid – en die ongelijkheid is groeiende. Over de nieuwe bovenlaag zijn de schrijvers ook niet bepaald positief: door doorgeschoten marktwerken, een MBA-cultuur van overdreven cijfermatig denken en een groot gebrek aan culturele zuurstof is de samenleving volgens de auteurs opgezadeld met een barbaarse elite, die tot overmaat van ramp vooral heel erg ontkent zelf elitair te zijn, met een groot gebrek aan verantwoordelijkheidsgevoel tot gevolg.
Niet alleen de partners uit de naoorlogse, meritocratische babyboomgeneratie krijgen er van langs, maar ook de jonge elite van nu. Het boek is in belangrijke mate een zedenschets over de huidige generatie (nette) jeugd die, indien mogelijk, kiest voor het snelle geld. Die keuze wordt op zijn zachtst gezegd niet zo netjes gevonden – vooral het private equity-werk van kopen-slopen-binnenlopen krijgt er flink van langs, maar eigenlijk is iedereen die kiest voor corporate banen die vooral heel veel uren schrijven omhelst niet veilig voor de kritiek van de auteurs. En nee, daar doen duurzaamheidsinitiatiefjes, CV-building vrijwilligerswerk (“schooltje bouwen in Afrika”) of lafjes borrelen op een corporate kunstbeurs niets aan af.
Verder is het qua toon en vorm een curieus werkje. Allereerst zit er een conflict in de opzet: het is een vlot, bij vlagen boos en sarcastisch geschreven werkje dat maant tot rust, bezinning en waardigheid. Traditionele adellijke waarden – "noblesse oblige" is de strijdkreet van het boek – in een toon die zo bij DWDD kan aanschuiven, het leest toch een beetje bevreemdend.
De stemmen van de twee auteurs klinken duidelijk door in het boek: Schimmelpenninck, de uitgesproken Quote-journalist, werkt voornamelijk fenomenologisch (moeilijk gezegd: aapjes kijken) en blinkt uit in het in hyperbolen ontleden van de leventjes van de poenerige nieuwe rijken. Ook richt hij geregeld de blik naar binnen en spaart het starre oude geld niet. Als je de Quote geregeld leest, of een beetje bekend bent met de sociale omgeving van de gemiddelde thirtysomething-reünist in Amsterdam, dan herken je direct de achter de schuilnamen verstopte typetjes – of zelfs concrete personen.
Van Zwieten klinkt ook goed door vanuit een veel meer bijbelse en normatieve benadering: voortdurend maant hij ons dat er nog een wereld is buiten het alledaagse geld verdienen, eentje van voorzienigheid, gemeenschap en moraal. Het marktdenken, het vreselijk lelijke “personal branding”, het neoliberale zien van de mens als “human resource” en andere geselen des tijds worden allemaal door domineesbril bekeken. Het oordeel, maar dat zal u niet verbazen, is niet mild. Daarnaast is het boekje ook een pleidooi voor hernieuwde religieuze geletterdheid. Een beetje Bijbelvastheid komt goed van pas, zegt Van Zwieten steeds: laten we de wijze lessen uit de bijbel op het gebied van geld en samenleven vooral niet vergeten.
Beide stemmen komen bij elkaar als het boek in de uitlegmodus schiet en er uitgelegd wordt hoe de huidige situatie is ontstaan: dan wordt er bijvoorbeeld in helder Klokhuisnederlands uitgelegd hoe de Nederlandse belastingwetgeving en de vastgoedmarkt de gewone man in het ootje neemt en de vermogenskloof tussen arm en rijk onder Rutte c.s. schrikbarende vormen aanneemt. Het is flink schakelen tussen de verschillende vertelperspectieven en de grenzen tussen een beschrijvend boekje, een preek en een politiek, evenwel partijloos, pamflet worden geregeld overschreden.
Het boek eindigt met een welgemikte schop onder de bips van de nieuwe elite om meer verantwoordelijkheid te tonen voor de rest van de maatschappij en meer te doen aan het cultiveren van de geestelijke binnentuin, om zo naast een financiële elite ook echt een deugdzame elite te worden. De schrijvers raden de top in ieder geval aan om wat minder met Angelsaksische markteconomen bezig te zijn en wat meer met Duitse filosofen – een gebrek aan brede Bildung is volgens de auteurs funest. Vanuit een brede ontwikkeling, is de stelling, volgt de maatschappelijke verantwoordelijkheid vanzelf.
Lezen? Ja, zeker lezen. Naast het pessimisme valt er ook een hoop te lachen, zoals de beschrijvingen van de ongemakkelijke treinongelukken die voor yuppenhuwelijken moeten doorgaan, of de tergend pijnlijke beschrijvingen van de jonge advocates (m/v) die zichzelf lens scrollen aan makkelijk celebrityvoer op Instagram. Ook de taaltirades tegen het holle gelul van het bedrijfsleven zijn om van te smullen. Om maar met een Libellelezeressencliché te komen: het is allemaal zo lekker herkenbaar.
Elite gezocht is verschenen bij uitgeverij Prometheus en is bij de betere boekhandel verkrijgbaar voor €19,99.