Banken knokken voor M&A deals in onderkant midmarket
“De concurrentie in de onderkant van de midmarket M&A markt is nog steeds fors”, zegt Marin Boon, Manager Corporate Finance van de Rabobank. Financiering is één van de succesfactoren van M&A deals. Door strengere kapitaaleisen en meer regelgeving moeten banken steeds beter op hun tellen passen. Zeker bij relatief risicovolle kredieten als bij M&A deals. Boon ziet ondanks het zware economische tijd in de onderkant van de midmarket nog genoeg dealactiviteit.
“De onderkant van de midmarket is de sweet spot van de M&A markt voor financing”, zegt Boon. Tot dit deel van de markt behoren deals met een enterprise value van maximaal €200 miljoen. De meeste Nederlandse banken zijn zeer actief in dit deel van de markt. De dealflow blijft op een behoorlijk niveau. Op basis van creativiteit, maatwerk en snelheid zijn de banken in staat een verschil te maken. Bij grotere deals zijn kredieten van meer dan €150 miljoen nodig om van een transactie een succes te maken. Hierdoor worden banken gedwongen om in ‘club deals’ samen te werken en gelden doorgaans dezelfde voorwaarden voor de banken. Hierdoor kunnen banken minder een individueel verschil maken. Bij kleinere deals kan een bank met een goede propositie nog het verschil maken.
En dat verschil wordt gemaakt. “Je ziet op specifieke proposities grote verschillen tussen banken”, constateert Boon. Hij onderscheidt drie factoren die er toe leiden dat een krediet propositie van de ene bank verschilt met die van de concurrent. De eerste factor is de relatie van de bank met een corporate bedrijf of private equity investeerder. “Vaak zie je dat banken verder gaan om bestaande relaties te verdedigen”, zegt Boon. Hierdoor is het bijvoorbeeld mogelijk dat een bedrijf een scherper geprijsde lening krijgt van zijn huisbank dan van een andere bank.
De tweede factor is het onderscheid in risicoperceptie tussen banken als gevolg van eerdere ervaringen met bedrijven. “Banken hebben verschillende positieve en negatieve ervaringen opgedaan met verschillende bedrijven, dit beïnvloed de risk appetite”, aldus Boon. Dit verschil in risicoperceptie wordt versterkt door de derde factor: Binnen de risicomodellen van banken wordt scherper gekeken naar de assets op basis waarvan een krediet wordt verstrekt. De assets waren er altijd al, maar de zekerheid die hier aan kan worden ontleent verschilt van bank tot bank. Dit leidt tot verdere differentiatie van de proposities. Hierdoor spelen de onderliggende assets een belangrijker rol voor de financiering.
Een spade dieper
Twee van de drie genoemde factoren hebben te maken met een groeiend risicobewustzijn van banken. Toch ziet Boon niet dat banken de financieringskraan hebben dichtgedraaid: “Wij zijn niet minder gaan financieren en blijven onverminderd gecommitteerd om bedrijven te ondersteunen bij het verwezenlijken van hun strategie. Het groeiende risicobewustzijn betekent wel dat we mogelijk op bepaalde sectoren conservatiever zijn.” Voorafgaand aan het verstrekken van een nieuw overnamekrediet nemen de bankiers van de Rabobank meer tijd voor de beoordeling van de onderneming. “We gaan net één spade dieper met de analyse dan enkele jaren terug”, zegt Boon. Hij geeft hierbij aan dat het voor de financieringsbankier nog belangrijker is geworden om te werken aan een goede band met het management van het kredietbehoevende bedrijf. “En daar steken we veel tijd in”, aldus Boon.
De tucht van de markt heeft in de ogen van Marin Boon een positief effect op het bankwezen: “Er is minder opportunisme en de financieringen zijn realistischer”. Hij constateert dat als gevolg van de crisis bankiers minder opportunistisch te werk gaan en dat financieringen beter zijn gestructureerd. “Dit is beter voor alle stakeholders in de industrie en leidt tot een betere kapitalisatie van het Nederlandse bedrijfsleven”, aldus Boon.