Amerikaanse bedrijven op zoek naar Nederlandse targets
Laatst gewijzigd: 20 juli 2023 12:16
Er gaat dit jaar bijna geen dag voorbij zonder dat trans-Atlantische M&A transacties worden aangekondigd. Ondanks de onzekere tijden zijn Amerikaanse bedrijven daarbij veelal bereid om hoge premies te betalen, vooral als de transactie kan worden vormgegeven als een zogenoemde “inversion”. Recent is ook een aantal inversion transacties met Nederlandse bedrijven aangekondigd. Kunnen we meer van dergelijke transacties verwachten?
Door Lodewijk Berger (foto links) en Olaf Kroon (foto rechts), M&A fiscalisten bij Jones Day
Amerikaanse bedrijven klagen over een te hoge belastingdruk, vooral in vergelijking met hun Europese concurrenten. Het Amerikaanse tarief van gemiddeld 39,1% (verschillend per staat) is dan ook aanzienlijk hoger dan het gemiddelde Europese tarief van 18,6%. Bovendien zijn Amerikaanse bedrijven ook belast over de winst van hun buitenlandse dochters, terwijl de meeste Europese landen dergelijke winst (goeddeels) vrijstellen onder een deelnemingsvrijstelling of vergelijkbare regeling.
Neem bijvoorbeeld een Engelse dochter van een Amerikaans bedrijf. Deze dochter is in het Verenigd Koninkrijk, net als haar lokale concurrent en de Engelse dochter van een Nederlands bedrijf, belast tegen 20% (2015). Voor de lokale concurrent en het Nederlands bedrijf blijft het daarbij, maar in Amerika wordt bij uitkering van de winst in beginsel nog eens 19,1% bij geheven. De totale belastingdruk over de Engelse winst komt daarom – althans in theorie – voor het Amerikaanse bedrijf uit op 39,1% in plaats van 20%.
Amerikanen in het nadeel
Door deze Amerikaanse bijheffing hebben Amerikaanse bedrijven in het buitenland een competitief nadeel. De praktijk is echter veelal meer genuanceerd. De bijheffing vindt in beginsel namelijk pas plaats wanneer de dochter haar winst uitkeert. Door niet uit te keren en zorgvuldige tax planning kan de Amerikaanse bijheffing worden uitgesteld. Dit hebben Amerikaanse bedrijven doorgaans goed begrepen. Zo schatte Moody’s eerder dit jaar dat Amerikaanse bedrijven $950 miljard aan liquiditeiten aanhouden in buitenlandse dochters. Uitstel is echter nog geen afstel. Of toch?
Bedrijven kunnen hopen op de invoering van een deelnemingsvrijstelling of, zoals in 2004 onder President George W. Bush, een tijdelijke tax holiday voor uitdeling van buitenlandse winst. Het is echter, gelet op het politieke debat in Amerika, allerminst zeker of deze hoop gerechtvaardigd is. Dit roept bij een aantal bedrijven de vraag op of het nog wel zo voordelig is om Amerikaans te zijn, te meer omdat het verschil in belastingdruk vooral veroorzaakt wordt door iets formeels als het recht van oprichting van de moedermaatschappij. Maar ja, het zijn nu eenmaal Amerikaanse bedrijven en dat kan je niet zomaar veranderen, of toch wel?
Inversion bij overnames
Het was jarenlang relatief eenvoudig voor een Amerikaans bedrijf om zich om te vormen tot een niet-Amerikaans bedrijf, een proces dat bekend staat als een “inversion”. Dit veranderde in 2004 toen wetgeving werd ingevoerd om fiscaal gedreven inversions tegen te gaan. Amerika wilde echter voorkomen dat reguliere M&A transacties met buitenlandse bedrijven fiscaal zouden worden behandeld als een inversion. De nieuwe wetgeving werd daarom vooral toegespitst op zogenoemde self-inversions, dat zijn transacties waarbij de omzetting plaatsvindt zonder dat er een, in de ogen van de wetgever, reële M&A transactie aan ten grondslag ligt. Met andere woorden, een inversion in het kader van reële M&A transacties was nog wel mogelijk. En dat is precies wat er sinds 2004 is gebeurd.
In de eerste jaren na 2004 betrof het hooguit een paar kleinere transacties, waarbij Amerikaanse bedrijven een fusie of overname aangrepen om een nieuwe niet-Amerikaanse moedermaatschappij te creëren, welke vervolgens de aandelen in zowel de Amerikaanse als buitenlandse partij ging houden. In combinatie met additionele tax planning pakten dergelijke transacties gunstig uit voor de bedrijven. Dit leidde in 2009 tot een verdere aanscherping van de regelgeving, maar toch is het aantal inversions daarna aanzienlijk gestegen, vooral vanaf 2012. Zelfs zodanig dat er in het tweede kwartaal van 2014 bijna dagelijks inversions werden aangekondigd.
In reactie daarop heeft het Amerikaanse Ministerie van Financiën op 22 september 2014 aangekondigd de uitleg en toepassing van de regelgeving te zullen aanscherpen. Het Ministerie is daarbij echter wel gebonden aan bestaande wetgeving, omdat een wetswijziging op korte termijn onwaarschijnlijk lijkt door de politieke tegenstellingen. Ondanks de beperkte ruimte om iets te veranderen zonder wetswijziging, heeft de aankondiging toch effect gehad en een aantal bedrijven doen afzien van voorgenomen inversions. Er zijn echter sindsdien ook al weer nieuwe transacties aangekondigd.
Fiscale kloof is dealdriver
Ondertussen worden de fiscale verschillen tussen de VS en Europa alleen maar groter, vooral omdat de belastingtarieven in een aantal belangrijke Europese landen onder aanvoering van het Verenigd Koninkrijk verder dalen. Bovendien staat een aantal veel toegepaste fiscale planningstechnieken van Amerikaanse bedrijven onder druk door aanbevelingen van de OECD. De potentiële fiscale voordelen van een inversion zijn daardoor juist toegenomen.
Europese bedrijven hebben Amerikaanse bedrijven dan ook aanzienlijk meer te bieden dan alleen hun onderneming als zij de Amerikaanse overnemer of fusiepartner in staat stellen om een inversion te bewerkstelligen. Het ligt dan ook voor de hand dat Amerikaanse bedrijven, mede om fiscale redenen, met veel belangstelling zullen blijven kijken naar mogelijke Europese en Nederlandse M&A transacties. Een rol die niet past bij de fiscaliteit, maar wel tot kansen of juist bedreigingen leidt voor Nederlandse bedrijven. De Amerikanen zijn immers bereid een premie te betalen!