Nederlandse VC’s niet bevreesd voor internationale concurrentie

Hoe kleine Nederlandse venture capital-spelers dansen met de grote beren.

Bekijk hier alle foto’s (Fotografie: Robert Tjalando)

Op 5 juni, de dag voor de EU-verkiezingen in Nederland, vond het VEECEE-evenement plaats met als thema ‘VC-ontwikkelingen in de EU’.

Tijdens het panelgesprek, geleid door Constantijn van Oranje (Special Envoy Techleap.nl), stond de positionering van Nederlandse VC’s centraal. Belangrijkste conclusie: hoe klein de Nederlandse partijen ook zijn, ze zijn zeker niet kansloos in de concurrentie met internationale partijen.

Of de resultaten uit het recordjaar 2021 binnen afzienbare tijd zullen worden overtroffen, valt te betwijfelen. Maar optimistisch waren de leden van het panel dat discussieerde over de toekomst van de Nederlandse venture capital-industrie zeker. “Een terugkeer naar het niveau van voor corona, dat moet toch kunnen”, zei Jan Andriessen, partner bij henQ.

Hij kreeg bijval van andere panelleden, Thijs Dijkman (partner Peak Capital) en Sophie Heijenberg (partner No Such Ventures). Nadat Elisa Houweling, de nieuwe M&A en VEECEE Community Manager van Sijthoff Media, hen welkom had geheten, barste de discussie los.

‘Mensen lachten de oprichters uit toen het tegenzat’
Centrale vraag: waar is dat optimisme op gebaseerd? Sowieso is de Nederlandse cultuur misschien een belemmering voor een bloeiende VC-industrie. Vaak risicoavers, soms zelfs anti-ondernemingsgezind. Constantijn wijst op het leedvermaak dat Van Moof ten deel viel toen het bedrijf failliet ging. “Mensen spraken niet hun bewondering uit dat het bedrijf een nieuwe categorie rijwielen had uitgevonden, maar lachten de oprichters uit toen het tegenzat.” Een interessante opmerking waar verder niet diep op werd ingegaan.

Meer aandacht was er voor het volgende onderwerp: de beperkte omvang van de Nederlandse venture capital-industrie. Die is in de afgelopen decennia dan wel gegroeid, vergeleken bij de grote Amerikaanse partijen is de branche natuurlijk nog altijd een dwerg. Een dwerg die al snel buitenlandse reuzen op z’n pad vindt. Want Nederland heeft een betrekkelijk kleine thuismarkt, zodat bedrijven al gauw naar het buitenland uitbreiden en dan ook de aandacht van grote internationale investeerders trekken.

Kunnen Nederlandse venture capital-maatschappijen zich ten opzichte van die partijen wel handhaven? En zo ja, hoe dan? De rest van de discussie ging vooral over deze vraag.

‘Ook de Sequoia’s van deze wereld zijn klein begonnen’
Inderdaad kent Nederland geen VC-fondsen van dezelfde omvang als bijvoorbeeld Sequoia in de Verenigde Staten, gaven de panelleden ruiterlijk toe. Dit heeft invloed op het soort deals dat Nederlandse VC’s kunnen doen en de hoeveelheid kapitaal zij kunnen investeren.

Maar je kunt je als betrekkelijk kleine VC wel degelijk gunstig onderscheiden van grote concurrenten, zo bleek uit de discussie. Waarom niet? Tenslotte zijn de Sequoia’s van deze wereld ook klein begonnen. En ook zij hebben moeite moeten doen en risico’s moeten nemen om uit te groeien tot de reuzen die ze nu zijn, hoe vanzelfsprekend en voor de hand liggend hun investeringsbeslissingen achteraf ook lijken.

Sowieso liggen er binnen Nederland voor Nederlandse VC’s grote kansen. Ze beschikken tenslotte over kennis van de thuismarkt, en beschikken over een waardevol lokaal netwerk. En wanneer de ondernemers op persoonlijk of zakelijk vlak ondersteuning nodig hebben, kunnen zij makkelijk als het eerste aanspreekpunt fungeren.

Maar ook in het buitenland kunnen Nederlandse partijen zich best gunstig profileren. En wel op twee manieren, zegt Andriessen. Op snelheid, dat in de eerste plaats, bijvoorbeeld door een partij die verlegen zit om financiering een aanbod te doen voordat anderen dat doen – en dan maar hopen dat die partij toehapt. En, de tweede manier, door aardig te zijn. Tenslotte bied je meer dan alleen geld, maar moet je ook met de ondernemers van de bedrijven waarin je participeert optrekken. En dan helpt het wel als je elkaar een beetje ligt. Sterker nog, persoonlijke relaties en onderling vertrouwen spelen een belangrijke rol bij het opbouwen van succesvolle samenwerkingen.

“Wees een plezierig persoon”, luidt daarom het devies van Andriessen.

Hij krijgt bijval van Dijkman: “Zeker ervaren ondernemers die eerder ondernemingen tot grote bloei hebben gebracht worden vaak direct benaderd door gevestigde namen als Sequoia of Index, die bereid zijn om bedragen van tien tot vijftig miljoen euro te investeren. Wij zijn niet echt in de markt voor dat soort bedragen, gewend als we zijn om gemiddeld één miljoen euro per investering te doen. Het neemt niet weg dat we kleinere ondernemers die bij ons aankloppen wel wat te bieden hebben: niet alleen financiering, maar ook praktische ondersteuning en expertise.”

‘Bridging the gap’
Ook kunnen Nederlandse VC’s samenwerken met grotere internationale partijen. ‘Dansen met de beer’, zoals Andriessen het noemt. Samenwerking met buitenlandse VC’s biedt Nederlandse portfoliobedrijven toegang tot een internationaal netwerk, wat ze zonder die Nederlandse VC’s vermoedelijk nooit zou zijn gelukt.

De Nederlandse VC’s ‘dichten die kloof’ dus voor hun portfoliobedrijven. “They are bridging the gap’, zoals Dijkman het noemde: het aantrekken van grotere investeerders in een latere financieringsfase, waarna die bedrijven met steun van die grote partijen hun activiteiten kunnen opschalen in het buitenland. Nederlandse VC’s kunnen daarbij eventueel hun expertise op het gebied van specifieke sectoren of technologieën delen, terwijl buitenlandse VC’s marktkennis kunnen inbrengen.

‘Fysieke aanwezigheid in het buitenland niet altijd noodzakelijk’
Soms is het niet eens nodig om als Nederlandse partij een eigen kantoor te hebben in het buitenland. Dat bleek wel tijdens de coronapandemie, zei Heijenberg. “Fysieke aanwezigheid in het buitenland bleek toen niet nodig om toch deals te kunnen sluiten.”

Toch blijven face-to-face ontmoetingen waardevol om een goede indruk te krijgen van mogelijk interessante proposities (zeker in de vroegste fases, als er nog nauwelijks data zijn om een investeringsbeslissing op te kunnen baseren). En natuurlijk om relaties te kunnen opbouwen.

Voor een kleinere venture capital-maatschappij is het wellicht het beste om de focus te leggen op een beperkt aantal landen, en zich daar te beperken tot zaken waarmee ze werkelijk waarde kunnen toevoegen. Het liefste met een partner die ter plekke deals kan sluiten en bedrijven begeleiden.

In de woorden van Heijenberg: “VC’s voegen waarde toe aan hun portfoliobedrijven door ondersteuning te bieden bij zaken als het naar een hoger niveau tillen van het management, het aantrekken van toptalent, go-to-market-strategieën en het voorbereiden op grotere financieringsrondes. Ze fungeren als klankbord en stellen de juiste vragen om founders te helpen groeien.”

En niet door de directe concurrentie aan te gaan met grote partijen, maar zich juist van hen te onderscheiden en nu en dan met hen samen te werken. Dansen met de beer, zonder hem op z’n tenen te trappen.

Het VEECEE-evenement ‘VC-ontwikkelingen in de EU’ werd gesponsord door Google Cloud en Houthoff.

Op 5 september vindt het volgende VEECEE-event plaats. Meld je hier aan.

Gerelateerde artikelen