‘Meer investeringskapitaal nodig voor verbeteren langetermijngroeipotentieel van Nederland’

Rabobank-economen pleiten voor structurele gelden voor productiviteitsverhogende investeringen.

Voor het vestigings- en ondernemingsklimaat in Nederland is te weinig aandacht. Dat blijkt onder andere uit het feit dat het ondernemingsklimaat in de afgelopen verkiezingscampagne geen enkele rol van betekenis heeft gespeeld.

Dat betogen economen Hugo Erken en Frank van Es van Rabobank in een recent rapport.

De afgelopen decennia heeft de focus te veel gelegen op problemen op de korte termijn. Dit heeft ertoe bijgedragen dat het groeipotentieel van de Nederlandse economie onder druk is komen te staan, wat vooral zichtbaar is geworden in een sterke daling van de productiviteitsgroei.

Het achterblijvende investeringsniveau, waaronder investeringen in fysieke kapitaalgoederen (gebouwen, infrastructuur, transportmiddelen, machines), publieke en private R&D-investeringen en onderwijsinvesteringen, heeft bijdragen aan de lagere arbeidsproductiviteitsgroei in Nederland. Waar de productiviteitsgroei in de periode 1990-2000 nog 1,5 procent per jaar bedroeg, is deze gezakt naar 0,5 procent in de periode 2010-2022. Zie figuur hieronder:

Ondanks een forse stijging van de R&D-investeringen van bedrijven in het afgelopen decennium is Nederland in internationaal perspectief nog steeds niet veel meer dan een matige middenmoter. Datzelfde geldt voor de groei van de totale kapitaalgoederenvoorraad en de publieke onderwijsuitgaven, zo valt te lezen in het rapport.

Waarom investeren in innovatie belangrijk is
De overheid probeert momenteel via twee tijdelijke fondsen de Nederlandse productiviteit te verhogen: het Nationaal Groeifonds (NGF) en het Fonds Onderzoek en Wetenschap (FOW).

Erken en Van Es laten met gebruik van een groeimodel zien dat bij het schrappen van deze fondsen, wat gezien de huidige coalitieonderhandelingen een reëel scenario is, de Nederlandse economie op lange termijn cumulatief 90 miljard euro misloopt. Ook tonen zij aan dat omgerekend iedere euro die vanuit deze fondsen wordt geïnvesteerd tot 2035 4,60 euro aan BBP-rendement oplevert.

Graaien uit Nationaal Groeifonds slecht idee
Een voorbeeld van het kortetermijndenken van de huidige politiek vinden de economen het plan om de verhoging van de benzine- en dieselaccijnzen in 2024 niet door te laten gaan, wat vooral ten goede komt aan hogere-inkomensgroepen. Mocht de financiële dekking vanuit incidentele en structurele middelen ontoereikend zijn, dan is het voorstel om het plan te bekostigen uit het Nationaal Groeifonds. Dit geld is echter bestemd om innovatie te stimuleren en het Nederlandse verdienvermogen op de langere termijn te versterken.

Hogere en structurele investeringen nodig
De economen van Rabobank zijn eerder gematigd positief geweest over de oprichting van het NGF en het FOW. Meer investeren is goed, stellen zij. Maar de vormgeving via tijdelijke fondsen niet vanwege de tijdelijke aard en omdat de beschikbare gelden niet altijd worden besteed aan projecten die passen bij het oorspronkelijke doel.

Voor een permanent hogere welvaart zijn permanent hogere investeringen nodig. Zij pleiten daarom voor structurele gelden voor productiviteitsverhogende investeringen, bij voorkeur vastgelegd in een wet. De uitvoering hiervan kan via de reguliere begroting of via een fonds op afstand van de overheid, zoals dat in diverse landen al bestaat.

Dit verdient wel een andere governance dan het Nationaal Groeifonds. Er zijn voldoende internationale voorbeelden waar we van kunnen leren, zoals het Noorse Global Pension fund, het Franse Caisse des dépôts et consignations en het Singaporese Temasek. Maar ook een niet-Westers land als China heeft een fonds dat grote langetermijninvesteringen doet die private partijen als te risicovol zien.

In tegenstelling tot de huidige fondsen verstrekken deze buitenlandse fondsen geen subsidies, maar participeren ze ­– risicodragend – zelf. Andere grote gemene deler van dergelijke fondsen is dat, hoewel de overheid er eigenaar van is, het bestuur op afstand staat en dus binnen de gestelde kaders zelfstandig investeringen doet. Ook kunnen deze fondsen de opbrengsten van de risicovolle investeringen (deels) gebruiken om nieuwe investeringen te doen.

Deze aanbeveling sluit aan bij de conclusies van de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR). De WRR stelt bijvoorbeeld voor InvestNL en het Nationaal Groeifonds op te laten gaan in een publiek-private investeringsbank.

Een alternatief voor een structureel fonds is om structurele investeringen in R&D, maar ook bijvoorbeeld voor onderwijsuitgaven, stimulering van private R&D en mogelijk zelfs ondernemerschap wettelijk vast te leggen. Uitgaven kunnen dan via de reguliere begroting lopen. Het is wel belangrijk om vooral het bedrijfsleven hier sterk bij te betrekken, zodat de investeringen wel aansluiten bij de (toekomstige) behoeftes van de economie.

Behoefte aan nieuwe langetermijnvisie en structurele financiële middelen
Het belang van voldoende verdienvermogen van de Nederlands economie is groot, besluiten de economen. Het vergroot de inkomens van huishoudens, biedt ruimte om publieke voorzieningen (zoals gezondheidszorg, onderwijs, inkomensondersteuning) te verbeteren en draagt bij aan brede welvaart. In het rapport laten de economen zien dat investeringen in productiviteit hierin een belangrijke schakel zijn. Een nieuw kabinet doet er verstandig aan hierover een duidelijke langetermijnvisie neer te leggen met de bijbehorende middelen en een passende governance.

Lees ook: Rondetafel: Waar maken investeerders zich zorgen om in 2024?

Gerelateerde artikelen