Wetsvoorstel bestuur en toezicht rechtspersonen aangenomen
Door Paul de Vries & Marleen van Uchelen-Schipper
Het voorstel houdt in dat mogelijk op korte termijn de regels voor stichtingen, verenigingen, coöperaties en onderlinge waarborgmaatschappijen (‘OWM'en’) gaan veranderen.
Het Wetsvoorstel werd in 2016 ingediend naar aanleiding van incidenten rondom bestuur en toezicht bij stichtingen in de semipublieke sector (dat wil zeggen: door de overheid bekostigde zorginstellingen, woningcorporaties en onderwijsinstellingen). Volgens Minister Dekker van Rechtsbescherming is het Wetsvoorstel actueel, omdat nog niet overal een voldoende professionaliseringsslag is gemaakt in het bestuur en het interne toezicht. Het huidige wettelijke kader geeft onvoldoende houvast omdat er nog onduidelijkheid is over de precieze taak en verantwoordelijkheden van bestuurders en interne toezichthouders en over de omvang van de aansprakelijkheid, aldus de Minister.
Het intern toezichthoudend orgaan wordt in het Wetsvoorstel ‘raad van commissarissen’ genoemd. De term ‘raad van toezicht’, de gangbare term voor het toezichthoudend orgaan van stichtingen, mag ook worden gebruikt.
Tegelijk met het Wetsvoorstel zijn twee amendementen aangenomen: één over een statutaire belet- en ontstentenisregelingen en één over meervoudig stemrecht. Bestaande stichtingen, verenigingen, coöperaties en OWM'en die geen belet- en ontstentenisregeling in hun statuten hebben opgenomen, dienen hun statuten bij de eerstvolgende gelegenheid aan te passen. Een statutaire bepaling die voor inwerkingtreding van de wet bepaalt dat een bestuurder of commissaris van een stichting, vereniging, coöperatie of OWM meer stemmen kan uitbrengen dan de andere bestuurders respectievelijk commissarissen tezamen, is geldig tot uiterlijk vijf jaar na inwerkingtreding van de wet of tot de eerstvolgende statutenwijziging (naar gelang welk moment eerder valt). Zie hierover meer onder het kopje ‘Is het nodig de statuten van een bestaande stichting, vereniging, coöperatie of OWM te wijzigen?’ hieronder.
Welke onderwerpen bestrijkt het wetsvoorstel?
In het Wetsvoorstel zijn vier hoofdthema’s terug te vinden:
1. Regels omtrent de wijze van instelling en de taak van raden van commissarissen en ‘monistische besturen’ (bestaande uit uitvoerende en niet-uitvoerende bestuurders). Het Wetsvoorstel biedt een keuze tussen een one tier of een two tier board.
2. Regels die aangeven wanneer bestuurders en commissarissen een tegenstrijdig belang hebben en zich moeten onttrekken aan de besluitvorming. Daarmee komen de huidige tegenstrijdig belangregels die ingrijpen op de vertegenwoordigingsbevoegdheid te vervallen.
3. Regels omtrent aansprakelijkheid van bestuurders en commissarissen ingeval van onbehoorlijke taakuitoefening.
4. Meer beoordelingsvrijheid voor de rechter om een bestuurder of commissaris van een stichting te ontslaan indien het Openbaar Ministerie of een andere belanghebbende daarom verzoekt.
Een gedetailleerde opsomming van alle nieuwe wetsartikelen en wijzigingen is opgenomen in het ‘Overzicht wijzigingen Wetsvoorstel bestuur en toezicht rechtspersonen’.
Wat zijn de aansprakelijkheidsrisico’s van bestuurders en commissarissen van stichtingen, verenigingen, cooperaties en OWM’er, en worden deze verzwaard?
Op grond van zowel het huidige recht als het Wetsvoorstel zijn bestuurders van alle soorten rechtspersonen, waaronder stichtingen, verenigingen, coöperaties en OWM'en, tegenover de rechtspersoon gehouden om hun taak behoorlijk te vervullen. Indien zij hun taak onbehoorlijk vervullen, kunnen zij daarvoor in rechte worden aangesproken, bijvoorbeeld door het opvolgend bestuur. De huidige wet regelt niets over behoorlijke taakvervulling van commissarissen van stichtingen, verenigingen en coöperaties, maar in de rechtspraak wordt niettemin soms ook interne aansprakelijkheid ingeval van onbehoorlijk toezicht aangenomen.
Het huidige recht bevat een apart artikel voor faillissementssituaties. Slechts bestuurders en commissarissen van een coöperatie of OWM of van een commerciële stichting of vereniging (dat wil zeggen: een stichting of vereniging die aan de heffing van vennootschapsbelasting is onderworpen) kunnen door de curator worden aangesproken voor onbehoorlijke taakvervulling. De wet bevat daarbij een bewijsvermoeden: als bijvoorbeeld het bestuur de jaarrekening te laat heeft gedeponeerd, heeft het zijn taak onbehoorlijk vervuld en wordt vermoed dat dit een belangrijke oorzaak is van het faillissement.
Het Wetsvoorstel bevat een bepaling op grond waarvan bestuurders én commissarissen van alle soorten stichtingen, verenigingen, coöperaties en OWM'en zowel in als buiten faillissement aansprakelijk gesteld kunnen worden voor onbehoorlijke taakvervulling. Dat betekent ten opzichte van het huidige recht vooral een extra risico voor bestuurders en commissarissen van niet-commerciële stichtingen en verenigingen in faillissementssituaties.
De wetgever heeft dit risico iets verzacht doordat het hiervoor genoemde wettelijke bewijsvermoeden niet zal gelden voor bestuurders en commissarissen van niet-commerciële stichtingen en verenigingen. Het bewijsvermoeden geldt wel voor commerciële stichtingen en verenigingen, voor de coöperatie en OWM en ook voor semipublieke instellingen (meer precies: stichtingen en verenigingen die vennootschapsbelastingplichtig zijn, een jaarrekening moeten opstellen of een financiële verantwoording moeten opstellen die gelijkwaardig is aan een jaarrekening).
Is het nodig de statuten van een bestaande stichting, vereniging, cooperatie of OWM te wijzigen?
Zodra de wet inwerking is getreden, dienen de statuten van een bestaande stichting, vereniging of coöperatie of OWM bij de eerstvolgende statutenwijziging in ieder geval aangepast te worden in de volgende twee gevallen:
– De statuten bevatten nog geen voorschriften over de wijze waarop in de uitoefening van de taken en bevoegdheden wordt voorzien ingeval van ontstentenis (bijvoorbeeld door defungeren of ontslag) of belet (bijvoorbeeld door langdurige ziekte of schorsing) van alle bestuurders en/of alle commissarissen.
– De statuten bevatten een regeling die inhoudt dat een met name of in functie aangeduide bestuurder en/of commissaris meer stemmen kan uitbrengen dan de andere bestuurders c.q. commissarissen tezamen (bijvoorbeeld bij een tweehoofdig bestuur mag één bestuurder twee stemmen uitbrengen en de andere bestuurder één stem).
De statuten kunnen voorts aangepast worden in de volgende gevallen:
– Een van de wettekst afwijkende tegenstrijdig belangregeling hoeft niet direct aangepast te worden. Aangezien na inwerkingtreding van de wet de wettelijke regeling geldt, kan op de statutaire afwijkende regeling echter geen beroep gedaan worden. Om die reden zal wijziging bij gelegenheid wel raadzaam zijn.
– Een structuur met een algemeen en dagelijks bestuur hoeft niet direct aangepast te worden. Niettemin is van belang dat gekeken wordt of sprake is van een monistisch bestuursmodel of dat het algemeen bestuur feitelijk een raad van commissarissen is. In die gevallen kan het raadzaam zijn dit te verduidelijken en aan te passen.
– De benaming raad van toezicht hoeft niet aangepast te worden in raad van commissarissen, maar dat mag wel.
Wanneer treedt de wet in werking?
Het is nog niet bekend wanneer de wet in werking treedt. Het Wetsvoorstel is nu aangenomen door de Tweede Kamer en dient nog door de Eerste Kamer aangenomen te worden. De Minister heeft toegezegd om in verband met het invoeren van de wet actief de gevolgen te communiceren aan bestaande stichtingen en verenigingen.
Auteurs: Paul de Vries, Notaris en Partner en Marleen van Uchelen-Schipper, Adviser beide bij Houthoff