Gelijke monniken, gelijke kappen?
Al jaren is de praktijk bij overnames van Nederlandse vennootschappen met een Euronext-notering dat de koper (vaak de bieder) afspraken maakt met de doelvennootschap over hoe om te gaan met de niet-financiële belangen van de stakeholders van ‘de target’. Oftewel, de belangen van stakeholders die niet worden behartigd met betaling van de koop-/biedprijs.
Mag de koper snijden in het personeelsbestand? Blijft het hoofdkantoor nog wel in Nederland? Blijft er steun en financiering voor de bestaande strategie? Wat gebeurt er met het merk? Over deze en andere stakeholder-belangen wordt onderhandeld, wat leidt tot uitgebreide en gedetailleerde non-financial covenants (NFCs) die terechtkomen in de fusieovereenkomst.
Deze uitgebreide NFCs zijn goed verklaarbaar vanuit de Nederlandse/Rijnlandse gedachte dat bestuur en RvC niet nagenoeg uitsluitend de belangen van de aandeelhouders moeten behartigen – zoals vaak in Angelsaksische jurisdicties. Ze dienen zich te richten op ‘duurzame lange termijn waardecreatie van de vennootschap en de daaraan verbonden onderneming’ en daarbij de belangen van álle stakeholders te betrekken.
Bestuurders en commissarissen van Nederlandse doelvennootschappen moeten dus niet alleen streven naar de beste prijs voor hun aandeelhouders, maar ook de belangen van andere stakeholder-groepen behartigen.
Deze zorgtaak is vastgelegd in het Burgerlijk Wetboek en de Nederlandse Corporate Governance Code, en is daarmee van toepassing op elke beursgenoteerde Nederlandse vennootschap. Opmerkelijk is alleen dat er in de praktijk fundamenteel anders naar deze taakvervulling wordt gekeken door bestuurders en commissarissen van Nederlandse doelvennootschappen waarvan de aandelen niet in Amsterdam, maar (alleen) op Angelsaksische markten worden verhandeld.
Want hier gelden dezelfde Nederlandse vennootschapsrechtelijke verplichtingen, ongeacht waar de aandelen zijn genoteerd. Toch ontbreken de vele pagina’s aan NFCs in de meeste fusieovereenkomsten waarin de overnames van die in -bijvoorbeeld- Amerika genoteerde bedrijven zijn overeengekomen, of die NFCs zijn zeer beperkt.
Zeer recentelijk nog, in het Transaction Framework Agreement van 16 juni tussen bieder Meridiam en het Arnhemse Allego (met een NYSE-notering), werd volstaan met het opleggen van slechts enkele regels NFCs ten behoeve van andere stakeholders dan Allego’s aandeelhouders, die door menig koper als slechts zeer betrekkelijk bezwarend zullen worden ervaren. Geldt hier het adagium ‘iets is beter dan niets’, met het oog op de New Yorkse notering?
Het roept de vraag op of bestuurders en commissarissen van in Amerika genoteerde NV’s (en BV’s) te terughoudend zijn om harder te vechten voor NFCs uit angst dat hun aandeelhouders beweren dat ze een negatief effect hebben op de koop-/biedprijs. Of zijn we op de Nederlandse overnamemarkt juist doorgeslagen, en zijn er aanwijzingen dat uitgebreide NFCs echt een prijsdrukkend effect hebben die investeerders naar de Amerikaanse beurzen drijft? De lange termijn waardecreatie zal het ons leren.
Willem Liedenbaum is M&A Advocaat en Partner bij Houthoff
Houthoff is partner van de M&A Community