Mededingingsrecht en M&A: navigeren door een mijnenveld
De Europese Commissie (“Commissie”) treedt de laatste jaren hard op tegen overtredingen van de Concentratieverordening (“CoVo”).
Indien concentraties aan bepaalde omzetdrempels voldoen, hebben de betrokken ondernemingen een meldplicht (artikel 4 CoVo). De betrokken ondernemingen mogen vervolgens geen uitvoer geven aan de concentratie totdat de bevoegde autoriteit goedkeuring heeft verleend voor de concentratie. Dit is de standstillverplichting (artikel 7 CoVo).
Er wordt streng gehandhaafd op schendingen van de meld- en standstillverplichting – het zogeheten ‘gun-jumping’. Het is dus van belang om te weten wat mededingingsrechtelijk wel en niet toegestaan is bij (de voorbereiding van) een concentratie. Deze blog geeft een overzicht van recente rechtsontwikkelingen en maakt duidelijk wat fuserende partijen kunnen doen voorafgaand aan een transactie om gun-jumping te voorkomen.
Onverwacht zeggenschap?
Indien een onderneming het voornemen heeft om zeggenschap te verkrijgen over een andere onderneming, dient de verkrijgende partij dit te melden mits aan de omzetdrempels is voldaan. Het is echter niet altijd duidelijk wanneer er sprake is van zeggenschap. Zo verkreeg de Noorse viskweker Marine Harvest (nu Mowi) in 2012 48,5% van de aandelen in haar concurrent Morpol. Dit werd aan de Commissie gemeld met de mededeling dat de stemrechten door Marine Harvest niet zouden worden uitgeoefend totdat goedkeuring zou zijn verleend door de Commissie. Voorafgaand aan de melding deed Marine Harvest een openbaar bod op de resterende aandelen in Morpol. Deze transactie werd gemeld bij de Commissie, die vervolgens oordeelde dat de meld- en standstillverplichting waren geschonden omdat Marine Harvest al de facto zeggenschap had verkregen bij de overname van 48,5% van de aandelen in Morpol. De Commissie kwam tot deze conclusie door de gebruikelijke aanwezigheid van aandeelhouders bij eerdere aandeelhoudervergaderingen te controleren. Op basis daarvan stelde de Commissie vast dat Marine Harvest met 48,5% een meerderheid vormde onder de aandeelhouders en dus zeggenschap kon uitoefenen.
Marine Harvest kreeg een boete opgelegd van €10 miljoen voor het schenden van de meldingsplicht en nog eens €10 miljoen wegens schending van de standstillverplichting. Hoewel dit twee kanten van dezelfde medaille lijken, betreft het twee te onderscheiden verplichtingen waarvoor de Commissie afzonderlijke boetes kan opleggen. Er is dus geen sprake van een schending van het ne bis in idem-beginsel. Het Hof van Justitie van de Europese Unie (“HvJEU”) hield de boetes in stand en oordeelde dat het in dit geval niet uitmaakte dat Marine Harvest de stemrechten niet had uitgeoefend omdat er al vóór het openbare bod de facto uitsluitende zeggenschap was verkregen.
Zeggenschap of gebruikelijke beschermingsrechten?
In februari 2015 meldde het telecombedrijf Altice een voorgenomen overname van PT Portugal, waarvoor de Commissie in april 2015 voorwaardelijke goedkeuring verleende. Later bleek echter dat Altice al beslissende invloed kon uitoefenen vóórdat de overname was goedgekeurd. De overnameovereenkomst gaf het telecombedrijf namelijk al vetorechten ten aanzien van het aanstellen van het senior management, prijsbeleid en diverse belangrijke contracten.
Hoewel de verkrijgende onderneming de waarde van de (aandelen in de) doelonderneming mag beschermen, mag zij geen zeggenschap uitoefenen die buiten de normale bedrijfsvoering gaan voordat goedkeuring voor de concentratie is verleend. Factoren die relevant zijn bij de beoordeling of het gaat om de normale bedrijfsvoering zijn (i) de mate van betrokkenheid van de verkrijgende partij bij de dagelijkse bedrijfsvoering, (ii) de aard van de maatregelen in de overeenkomst ten gunste van de verkrijgende onderneming, en (iii) de geldelijke drempels voor het uitoefenen van een veto ten opzichte van de waarde van de target of aankoopprijs. Wanneer deze drempels erg laag zijn, zal sneller sprake zijn van de uitoefening van zeggenschap.
In dit geval oefende Altice al voorafgaand aan de melding zeggenschap uit door haar betrokkenheid bij de onderhandelingsstrategie van PT Portugal en de keuze voor leveranciers en bepaalde tv-kanalen. Op basis daarvan legde de Commissie in april 2018 een boete van €124,5 miljoen aan Altice op voor gun-jumping, waarvan €62,25 miljoen voor het schenden van de meldingsplicht van artikel 4 CoVo en €62,25 miljoen voor het schending van de standstillverplichting van artikel 7 CoVo.
Op 8 november 2016 kreeg Altice opnieuw een boete opgelegd van €80 miljoen voor gun-jumping, ditmaal door de Franse mededingingsautoriteit. Altice meldde in 2014 de voorgenomen overname van twee telecombedrijven, SFR en OTL, door haar dochteronderneming Numericable. De Franse mededingingsautoriteit was een onderzoek gestart naar gun-jumping, waaruit bleek dat Altice al voor de goedkeuring van de concentratie toegang had tot strategische informatie van en beslissende invloed kon uitoefenen over beide bedrijven. Altice had dus al zeggenschap verkregen voorafgaand aan enige goedkeuring van de concentratie, waardoor zij zich schuldig maakte aan gun-jumping.
Onlosmakelijke stap voor transactie leidt niet per se tot zeggenschap
Een voorbeeld van een situatie waarin géén zeggenschap was verkregen door de kopende onderneming betrof de voorgenomen concentratie tussen KPMG Denemarken en EY. De consultancykantoren sloten op 18 november 2013 een fusieovereenkomst. Aangezien de Deense vestiging van KMPG nog een samenwerkingsovereenkomst had met de KPMG groep, werd deze – nota bene op diezelfde dag –opgezegd. De Deense mededingingsautoriteit keurde de concentratie eind mei 2014 vervolgens goed, maar stelde (in december 2014) dat het onvoorwaardelijk en onherroepelijk opzeggen van de samenwerkingsovereenkomst met de KPMG Groep voordat de concentratie was goedgekeurd kon worden beschouwd als een handeling in strijd met de standstillverplichting. Het HvJEU was het hier niet mee eens en concludeerde dat de opzegging van de samenwerkingsovereenkomst niet leidt tot een wijziging in de zeggenschap van KPMG Denemarken, zelfs niet indien deze opzegging onlosmakelijk verband houdt met de concentratie en een voorbereidende of neventransactie van deze concentratie kan vormen. Volgens het HvJEU vallen transacties die niet leiden tot een wijziging van de zeggenschap, niet onder artikel 7 CoVo.
Transacties bestaande uit meerdere stappen
Uit het Commissiebesluit inzake de overname van Toshiba Medical Systems Corporation (“TMSC”) door Canon blijkt dat de meld- en standstillverplichting ook geldt voor zogeheten ‘special purpose vehicles’. Canon wilde TMSC overnemen door middel van een ‘warenhuisconstructie’. Er werd een special purpose vehicle opgericht dat 95% van de aandelen in TMSC verwierf voor €800. Canon verwierf vervolgens 5% van de aandelen voor €5,28 miljard en verkreeg een aandelenoptie op de overige aandelen. De voorgenomen overname werd vervolgens op 12 augustus 2016 gemeld bij de Commissie. Na goedkeuring van de Commissie werden de overige 95% van de aandelen overgenomen. De Commissie startte in juli 2017 een onderzoek naar deze constructie. Zij kwam tot de conclusie dat een transactie waarbij een tussentijdse koper – het special purpose vehicle – zeggenschap verkrijgt totdat de onderneming verkocht zal worden aan de uiteindelijke verkoper, kan worden gezien als de eerste stap van de (uiteindelijke) transactie. De voorbereidende stap droeg immers als zodanig bij aan de zeggenschapsverkrijging van Canon over TMSC, waardoor voorafgaand aan deze eerste stap al diende te worden gemeld. Nu dit niet was gebeurd, legde de Commissie een boete op aan Canon van €28 miljoen.
Een andere type tweetrapsraket werd gebruikt door het Franse bedrijf Veolia. Veolia, actief in de water, afvalverwerking en energiesector, wilde zeggenschap over Suez verkrijgen door middel van twee stappen. Eerst verkreeg zij op 6 oktober 2020 29,9% van de aandelen in Suez van energiebedrijf ENGIE. De tweede stap zag op het doen van een openbaar bod op de overige aandelen in Suez. Suez meende dat deze twee stappen als één transactie moesten worden beschouwd en dat daarom Veolia de transactie voor de verkrijging van de aandelen had moeten melden. De Commissie ging mee in de stelling dat het één transactie betrof en dat de twee stappen afhankelijk van elkaar waren; het openbare bod zou nooit gekomen zijn zonder de voorgaande aandelenverwerving van ENGIE. De Commissie stelde echter dat beide stappen onder de uitzondering artikel 7(2) CoVo vielen.
Artikel 7(2) CoVo voorziet in een uitzondering op deze standstillverplichting voor twee soorten transacties: een openbaar bod en een reeks aandelentransacties waarbij zeggenschap wordt verkregen van meerdere verkopende partijen. De concentratie moet dan echter wel direct worden gemeld bij de Commissie en de verkrijger mag de stemrechten niet uitoefenen. De Commissie beschouwde dat de uitzondering van artikel 7(2) CoVo ten aanzien van het openbaar bod óók van toepassing was op de eerste stap van de concentratie – de verkrijging van 29,9% van de aandelen in Suez.
Het besluit van de Commissie is in lijn met het oordeel van het Europees Gerecht in Marine Harvest. Het Gerecht concludeerde namelijk dat het mogelijk is dat de verwerving van een minderheidsbelang, waarbij nog geen zeggenschap over de doelonderneming wordt verkregen, gevolgd door een openbaar overnamebod, deel uitmaakt van één concentratie die binnen de werkingssfeer van artikel 7(2) CoVo valt.
Het verschil tussen Marine Harvest en Veolia/Suez is dat in de eerstgenoemde situatie al de facto zeggenschap was verkregen bij de eerste stap, namelijk door de overname van 48,5% van de aandelen in Morpol. Daarvan was met een belang van 29,9% geen sprake bij Veolia. De standstillverplichting is dus alleen geschonden indien de eerste stap al leidt tot een zeggenschapsverkrijging. Hoewel Suez beroep heeft ingesteld tegen het besluit van de Commissie, lijkt dit geen doorgang te vinden nu Veolia en Suez op 12 april tot een fusieovereenkomst zijn gekomen.
Lessen voor de toekomst
Uit bovenstaande jurisprudentie blijkt dat de volgende punten van belang zijn bij de voorbereiding van fusies:
- Ook de facto zeggenschapsverkrijging leidt tot een meld- en standstillverplichting.
- Dit geldt ook voor 'special purpose vehicles' die (tijdelijk) zeggenschap verkrijgen.
- Meld stappen/transacties ter voorbereiding van een concentratie indien deze als zodanig bijdragen aan de wijziging van zeggenschap.
- Oefen vóór de goedkeuring van een concentratie geen zeggenschap uit voor zover dit niet nodig is voor het beschermen van de waarde van de doelonderneming.
- De zeggenschap mag geen betrekking hebben op de dagelijkse bedrijfsvoering.
- Bij een pre-closing vetorecht mag de geldelijke drempel voor het uitoefenen daarvan niet te laag zijn ten opzichte van de transactiewaarden.
Clean Teams
Naast de meld- en standstillverplichting voor concentraties geldt ook nog steeds het kartelverbod onverkort. Met name het uitwisselen van concurrentiegevoelige informatie speelt een rol bij de voorbereiding van fusies. In dat kader is het onder omstandigheden verstandig om clean teams in te stellen, zodat het risico op een schending van het kartelverbod wordt beperkt. Clean Teams zijn met name raadzaam bij transacties tussen twee concurrenten.
- De uitwisseling van informatie mag niet het commerciële marktgedrag van partijen kunnen beïnvloeden.
- Stel het Clean Team zo mogelijk samen uit een besloten groep personen die (vanaf dat moment) niet (meer) betrokken zijn bij de dagelijkse bedrijfsvoering van de partijen. Bijvoorbeeld onafhankelijke consultants of speciaal aangewezen werknemers.
- Behandel informatie binnen het Clean Team als strikt vertrouwelijk.
- Stel (interne) protocollen op ten aanzien van welke informatie toegankelijk is en voor wie.
- Vraag om juridisch advies bij twijfel.
- Laat personen uit het Clean Team een geheimhoudingsverklaring ondertekenen en controleer de naleving hierop.
Tot slot verdient het opmerking dat de Commissie een nieuw beleid heeft ingevoerd waarmee zij haar toezichthoudende rol met betrekking tot concentraties heeft uitgebreid. Lees hiervoor onze blog over artikel 22 CoVo.
Bas Braeken, Jade Versteeg en Timo Hieselaar zijn advocaat bij Bureau Brandeis.