Private equity in accountancy: vloek of zegen?

De NVP reageert op de column van Hoogleraar Accountancy Marcel Pheijffer.

Hoogleraar Accountancy Marcel Pheijffer waarschuwt tegen de intrede van private equity in de accountancysector. De Nederlandse Vereniging van Participatiemaatschappijen (NVP) gaat in op zijn argumenten. “Met private equity aan boord wordt de jaarlijkse focus op dividend vervangen door een langetermijnprikkel gebaseerd op waardecreatie van de organisatie. Dat komt de kwaliteit ten goede.”

“Private equity in accountancy is geen stap vooruit”, schreef Marcel Pheijffer, hoogleraar accountancy aan Nyenrode Business Universiteit en Universiteit Leiden, vorige week in het Financieele Dagblad in een ‘weerwoord op de ronkende persberichten en interviews die ik het afgelopen jaar las’ van accountantskantoren die hoog opgeven van de samenwerking met private-equitybedrijven. Die kantoren ‘verkopen knollen voor citroenen’, stelt hij, en ‘gebruiken doel- en drogredeneringen om geschetste voordelen te benadrukken.’

‘Kwaliteitserosie dreigt’
Allereerst benadrukt Pheijffer dat hij zich niet tot PE richt. Zoals hij in het FD schrijft: “Private-equitypartijen zetten geld ‘aan het werk’ en beogen ondernemingen efficiënter en rendabeler te laten functioneren. Daarmee lopen zij risico, in ruil waarvoor zij zeggenschap krijgen en rendementseisen stellen. Dat is – in ons kapitalistische systeem – hun goed recht.”

De vier belangrijkste argumenten van Pheijffer tegen de intrede van private equity in de sector:

Ten eerste stelt hij dat accountantskantoren, ook de kleinere, met gemak genoeg verdienen om zelf investeringen te doen. Het probleem is echter dat de winst binnen deze organisaties vaak zo snel mogelijk aan de partners wordt uitgekeerd, waardoor het geld om te investeren de organisatie verlaat. Verplichte buffers zouden een betere oplossing zijn geweest dan private equity.

Ten tweede betoogt Pheijffer dat de intrede van private equity primair een efficiencyimpuls is en geen kwaliteitsimpuls. Rendementsdenken en -verbetering zijn inherent aan private equity, maar kunnen juist leiden tot kwaliteitserosie: accountants hebben een wettelijke taak te vervullen, en de komst van PE kan die dwarsbomen. Accountancy blijft voor een groot deel mensenwerk, professionele oordeelsvorming en vraagt om soft skills, wat haaks staat op efficiencyverbetering.

Ten derde maakt private equity weliswaar overnames en schaalvergroting mogelijk, maar dit maakt van accountantsorganisaties ‘kralenrijgers’. Pheijffer verwijst hierbij naar het voorbeeld van Accon avm, waar de efficiencyvoordelen zich niet materialiseerden in winsten en de financiering een probleem werd. Dit kwam de cultuur en kwaliteit van de organisatie niet ten goede. “Net als Accon avm hebben diverse kantoren die met private equity in zee gaan de ambitie om een top 10-speler te worden. Zo willen zij grotere cliënten binnenhalen. De geschiedenis van de accountancy leert echter dat het uiterst moeilijk is om ‘van een dubbeltje een kwartje te worden’“, aldus Pheijffer.

Tot slot beargumenteert Pheijffer dat efficiency en schaalvergroting de aansturing en cultuur van een accountantsorganisatie veranderen. Het is zeer de vraag of dit de aantrekkelijkheid als werkgever vergroot en het arbeidsmarktprobleem oplost. Veel accountants kiezen juist bewust voor een kleiner kantoor vanwege de leerzame, boeiende en uitdagende aspecten van het vak.

‘Kwaliteit gebaat bij PE’
De Nederlandse Vereniging van Participatiemaatschappijen (NVP) reageert op elk van deze punten.

Wat het eerste punt van Pheijffer betreft, dat accountancykantoren zelf voldoende geld in kas hebben om de benodigde investeringen te doen en dat private equity daarvoor niet nodig is: de NVP stelt echter dat het probleem juist ligt in het feit dat de winsten vaak worden uitgekeerd aan de partners, waardoor er geen ruimte is voor investeringen. Private equity kan deze focus op jaarlijks dividend vervangen door een langetermijnprikkel gericht op waardecreatie van de organisatie. Dit maakt ruimte vrij voor investeringen in kwaliteit, governance, nieuwe diensten, digitalisering en arbeidsmarktpositie.

Het tweede argument – rendementsdenken kan leiden tot kwaliteitserosie – vindt ook geen genade in de ogen van de NVP. Volgens de NVP ‘vertegenwoordigt kwaliteit een waarde’. “En kwaliteitserosie leidt tot waardevermindering, wat haaks staat op het belang van de private equity-partij. Een private equity-aandeelhouder zal dus juist sturen op stijging van kwaliteit. Bovendien zijn er wettelijke beperkingen op de invloed van private equity in de accountancysector om eventuele negatieve effecten te mitigeren.”

Het derde punt dat Pheijffer aanhaalt, is dat het succesvol laten groeien van accountancykantoren moeilijk is. De NVP stelt dat private equity-partijen hier juist goed toe geëquipeerd zijn vanwege hun combinatie van kapitaal, kennis en netwerk. Het voorbeeld van Accon dat Pheijffer aanhaalt, is volgens de NVP onvoldoende bewijs om deze stelling te ontkrachten.

Het vierde en laatste punt gaat over het arbeidsmarktprobleem. Pheijffer stelt dat efficiency en schaalvergroting de aantrekkelijkheid als werkgever niet vergroten en het arbeidsmarktprobleem niet oplossen. De NVP betoogt echter dat private equity er juist veel aan gelegen is om werknemers te behouden en dat grotere organisaties extra mogelijkheden kunnen creëren voor werving, selectie, doorgroeimogelijkheden en ontwikkeling. Bovendien kan een investering in digitalisering helpen om het meer manuele werk te automatiseren en de beschikbare arbeidsuren beter in te zetten.

‘Het kan anders’
Pheijffer is niet overtuigd, laat hij desgevraagd weten. Hij loopt de vier onderwerpen nog een keer na.

Om te beginnen de investeringen: “Een gezond bedrijf bouwt buffers voor investeringen en mindere tijden. Nu de accountancysector het opbouwen van buffers achterwege laat door de winst telkens zo snel mogelijk uit te keren is PE niet de oplossing, maar gaat het deel uitmaken van het probleem. Want ook PE doet het niet voor niks en wil rendement.” En: “Het dient geen automatisme te zijn om de winst telkens uit te keren”, voegt hij toe. “Derhalve moet ook afscheid worden genomen van de dividenddruk.”

Ook blijft Pheijffer bij zijn argument dat – met een verwijzing naar de AFM – ‘de kwaliteit van de wettelijke controle onder druk kan komen te staan door commerciële prikkels’. Hij laat weten dat hij na publicatie van zijn artikel in het FD ‘uit diverse hoeken’ van de accountancysector steun heeft ontvangen voor zijn stelling dat PE stuurt op rendement en niet op kwaliteit, zeker niet op kwaliteit voor de lange termijn. “Private-equityfirma’s streven en sturen naar eigen rendement op de langere termijn. Dat is nu juist de business van PE.”

Dan de derde kwestie: kun je door ‘kralenrijgen’ van een dubbeltje een kwartje maken? “Er zijn meer voorbeelden van ‘kralenrijgers’ dan Accon, zowel binnen als buiten de accountancy. Denk aan Imtech.” Volgens Pheijffer is er veel literatuur die laat zien dat kralenrijgers moeite hebben om tot een stevig, groot concern te komen. “Dat heeft te maken met de integratie van processen, automatisering, structuren en culturen.”

Geen wonder dat Pheijffer niet onder de indruk is van de ambities van diverse partijen om een top-10 speler te worden en grotere cliënten te gaan bedienen. Hij wijst erop dat er ‘de facto’ een monopolie is op grote cliënten voor de Big 4 (op zijn best de Big 6) en dat kantoren die in het verleden ook grotere cliënten wilden bedienen (bijvoorbeeld Grant Thornton, Baker Tilly Berk en Accon) alweer vrij snel hun OOB-vergunning hebben terug gegeven.

Punt vier, het arbeidsmarktprobleem. “Natuurlijk is PE er veel aan gelegen om de medewerkers te behouden”, erkent Pheijffer. “Maar dat wil niet zeggen dat PE ook daadwerkelijk ervoor zal zorgen dat medewerkers aan boord blijven. Bovendien: de instrumenten die worden gehanteerd om mensen aan boord te houden – bijvoorbeeld via retentiebonussen – zijn geldgedreven en niet gebaseerd op medewerkerstevredenheid. De accountancy is niet gebaat bij geldgedrevenheid. Bij de huidige generatie gaat het daarnaast niet louter om geld.”

Pheijffer richt zich tegen de bestuurders binnen de accountancysector die met PE in zee gaan ‘terwijl het ook anders kan’. Hoe dan? Zoals gezegd: “Door te stoppen met het per direct uitkeren van de winst en in plaats daarvan het opbouwen van buffers die passen bij een gezonde bedrijfsvoering op de lange termijn.”

Lees ook: Consolidatieslag van administratiekantoren schudt de sector op

Gerelateerde artikelen