Behind the deal: de overname van LOI door NCOI

Laatst gewijzigd: 25 september 2023 09:33
Modernisering van het onderwijs lijkt de komende jaren vooral weggelegd voor particuliere onderwijsaanbieders. Zeker voor partijen als NCOI, die sterk inzetten op e-learning. Met de overname van LOI verstevigt het bedrijf z’n positie in de onderwijsmarkt.

Wie als buitenstaander het Nederlandse onderwijs observeert, staat versteld van alle vernieuwingen die in de afgelopen decennia zijn geïntroduceerd.

De Mammoetwet (1968) was nog niet ingevoerd, of er kwam een ‘contourennota’ over de toekomst van het onderwijs. Die werd gevolgd door een kwaliteitsnota (over wat kwaliteit in het onderwijs nu eigenlijk behelst), en die weer door een beleidsnotitie over de toekomst van het onderwijs (waarin hartstochtelijk werd gepleit voor ‘eindtermen’ in plaats van ‘kerndoelen’). De sector werd nu eens op afstand van de overheid gezet, dan werd het toezicht weer aangescherpt. MAVO en HAVO kwamen en maakten plaats voor het VMBO. Eerst moesten onderwijsinstellingen worden ‘gemanaged’ alsof het bedrijven waren en was schaalvergroting het devies. Toen moesten scholen en klassen weer kleiner en persoonlijker. Alleen al in de afgelopen twintig jaar waren er allerlei innovatieve initiatieven: atelier onderwijs, agora, brainport scholen, nieuw leren, school of understanding, iPad-scholen en kunskapsskolan – om er maar een paar te noemen.

Toch is het eigenlijke leerproces al eeuwen niet wezenlijk veranderd. “Onderwijs wordt maar al te vaak nog altijd vooral klassikaal, op vaste locaties en op gezette tijden gegeven, net als in de middeleeuwen”, zegt Han Mesters, sector bankier zakelijke dienstverlening ABN AMRO. Verder is het onderwijs nog altijd sterk gericht op het idee dat kennis in de eerste levensjaren moet worden vergaard, en vervolgens – na de feestelijke diploma-uitreikingen – moet worden toegepast. Kennis waarvan bovendien wordt aangenomen dat deze niet veroudert, en gericht moet zijn op een bepaald vak of specialisatie. Onderwijsinstellingen blijven veel weg hebben van leerfabrieken die schoolse eenheidsworst voortbrengen, ondanks pogingen zoals het ‘Iederwijs’ om het onderwijs te personaliseren. Allemaal niet ideaal, constateert Mesters.

Voor leerlingen niet, om te beginnen: je zuigt veel meer kennis op als dat je gemak kunt doen, waar en wanneer het je uitkomt en hebt meer schik in het leren – gaat het misschien zelfs zien als een manier om jezelf te ontplooien en ‘invulling aan je leven te geven’, in de woorden van Mesters. Hij krijgt bijval van de historicus en psycholoog Eelco Runia, die in 2018 aan de vooravond van zijn pensionering teleurgesteld vertrok als universitair hoofddocent en met een spraakmakende brief in NRC Handelsblad afscheid nam van de Rijksuniversiteit Groningen. In zijn geweldige boek Genadezesjes zet hij uitgebreid uiteen wat er allemaal mis is met het Nederlandse onderwijsstelsel. “Vooral de enorme sloomheid die het gevolg is van het systeem staat me tegen”, zegt hij. Studenten worden niet enthousiast gemaakt voor hun studie, maar – zoals hij in Genadezesjes schrijft – om zo weinig mogelijk tijd te besteden aan cursussen die slechts ten doel hebben je voor te bereiden op de tentamens die je voor die cursussen doen slagen: “De universiteit verplicht haar studenten verplicht hun tijd te besteden aan de taaie en demoraliserende strijd tegen het knikkebollen.”

Maar ook de moderne maatschappij is gebaat bij een afscheid van het middeleeuwse onderwijssysteem. Het is stroperig tot en met. Runia rekent in zijn boek voor dat hij als docent met zijn loon van een luttele 45 euro per uur bruto slechts 3 procent van het geld opstreek dat de studenten betaalden om zijn colleges te volgen. De rest ging voornamelijk naar ‘overhead’, om het universitaire apparaat in stand te houden. En als de samenleving nou nog wat opschoot met al dat geld dat wordt toegelegd op het onderwijs, maar dat valt tegen. Het systeem is even ineffectief als inefficiënt. Het onderwijs is slecht afgestemd op de eisen van de huidige en toekomende tijd, waarin een leven lang leren steeds belangrijker wordt – een leven dat ook nog eens veel langer duurt dan vroeger. Een leven lang leren is hét antwoord nu er een samenleving ontstaat waarin én een structureel tekort aan hoogopgeleid ‘kenniswerkers’ bestaat én steeds meer mensen eerder werkzekerheid (‘employability’) hebben dan baanzekerheid. Waarin steeds meer mensen heel verschillende soorten banen hebben gedurende hun carrière vervullen (‘portfoliocarrière’), nu eens zonder betaald werk komen te zitten dan weer als zelfstandige werken, en vaker in een netwerkorganisatie terecht komen dan in een vaste organisatiestructuur, zonder duidelijk onderscheid tussen werk en privé. Een samenleving waarin je in het voordeel bent als je goed kunt leren. Of liever gezegd: waarin je goed kunt ‘leren leren’, en weet hoe je kennis kunt vergaren en deze kunt bijhouden of aanvullen. Niet alleen op school of in het voortgezet onderwijs, maar ook daarna – in elk geval tijdens je gehele werkzame leven. Als het goed is, raken we nooit uitgeleerd. En idealiter zouden docenten en leidinggevenden deze ontwikkeling naar een leven lang leren stimuleren, en mensen enthousiast maken om hun kennis op peil te houden. “Het bekende coachend leiding geven, is hier ook van belang”, aldus Mesters.

Marktdenken

Het inzicht dat het onderwijs beter kan, wordt – kijk naar alle vernieuwingspogingen! – breed gedragen, maar modernisering blijkt zeer moeilijk. Dit komt niet zozeer doordat het inzicht ontbreekt welke verbeteringen nodig zijn, als wel door praktische bezwaren. Institutionele veranderingen verlopen nu eenmaal traag, en hoe meer partijen betrokken zijn, hoe langzamer het gaat – en onderwijs gaat ons allemaal aan, en allerlei groeperingen bemoeien zich ermee. Het onderwijs is bovendien jarenlang door bezuinigingen geplaagd, wat ook niet bevorderlijk is voor vernieuwingen.

De grote uitzondering op deze regel zijn de particuliere onderwijsaanbieders, zoals NCOI en LOI. Het staat hun immers grotendeels vrij om onderwijs aan te bieden zoals het hun goeddunkt, en de middeleeuwen achter zich te laten. Voor hen is het onderwijs een markt, zijn leerlingen onderwijsconsumenten en zijn zij aanbieders die – en daarin zit het disruptieve potentieel – niet alleen commerciële onderwijsaanbieders die vast zijn blijven houden aan een eigen klassikaal opgezet systeem de loef kunnen afsteken, maar ook kunnen concurreren met universiteiten en hogescholen en wat van hun ‘marktaandeel’ kunnen afsnoepen. “Zoals de middelbare scholen al te maken hebben met particuliere aanbieders als het Luzac, zo mag het voortgezet onderwijs rekenen op steeds meer concurrentie van particuliere onderwijsinstellingen”, zegt Mesters. Hij ziet dit als een voorbode van een complete disruptie van de sector. Runia is voorzichtiger: “Ik denk dat het grotendeels parallelle circuits zullen blijven. De universiteiten hebben in elk geval weinig belangstelling om te gaan concurreren met die particuliere aanbieders.” Maar dat het vernieuwende particuliere onderwijs oprukt is een feit. Het onderwijs van deze onderwijsaanbieders is vaak sterk vraaggestuurd, en afgestemd op de persoonlijke behoeften van degene die het volgt (al dan niet ingefluisterd door diens werkgever). Dat vraaggestuurde karakter word nog eens versterkt doordat het, anders dan het reguliere onderwijs, vaak ook modulair is opgebouwd: studenten kunnen hun eigen studiepakket samenstellen door modules te kiezen. Ook betreft het vaak online onderwijs (‘e-learning’) of een ‘hybride’ combinatie van on- en offline en soms klassikaal en soms individueel.

Onderwijs dat alleen online wordt aangeboden, bestaat wel, maar aangezien kennis tegenwoordig ‘voor het oprapen ligt’ zoals Mesters het uitdrukt, hanteren de meeste aanbieders een ‘multi-channel’ aanpak – ‘hybride leren of ‘blended learning’ zoals het in de onderwijswereld heet – en bieden ze studenten ook de mogelijkheid om van tijd tot tijd samen te komen of om contact met docenten te onderhouden. Prettig voor de studenten om ook zo kennis met elkaar te kunnen uitwisselen, goed voor hun sociale contacten, handig voor de docenten om elke student beter te leren kennen en een passende begeleiding te kunnen aanbieden en het onderwijs af te stemmen op iemands persoonlijkheid, zijn leerdoelen en manier van leren.

Coronaversneller

De coronacrisis heeft de markt voor deze commerciële, sterk online-georiënteerde partijen in een klap vergroot. ‘Onderwijs op afstand’ is opeens de regel geworden, ‘klassikaal onderwijs op locatie’ de uitzondering. Een uitgelezen kans voor de aanbieders van dit onderwijs op afstand. Al zijn er natuurlijk ook bedreigingen, zegt Mesters.

Want hoe groot is de vraag naar dat onderwijs nu echt? “Het ontbreekt nog wel eens aan leidinggevenden die ingesteld zijn op het coachen van medewerkers. Bedrijven hebben de mond vol van ‘upskilling’ maar daar komt in de praktijk lang niet altijd veel van terecht. Zeker in organisaties waarin professionals hoog in aanzien staan, is dat een gevaar. Het bekende ‘Peter Principle’ kan daar toeslaan: dat goede professionals worden aangesteld als leidinggevenden, terwijl ze daar dan weer niet zo goed in zijn. Als dat de cultuur is in een bedrijf, worden mensen ook niet gestimuleerd om vaardigheden aan te leren waar ze in de toekomst wat aan zullen hebben. Hooguit om hun vakbekwaamheid te vergroten en kennis op te doen die straks misschien verouderd is.”

Ook aan de aanbodkant is nog niet alles klaar afgestemd op een ideale kennisoverdracht. Zo is de techniek niet altijd ‘cutting edge’. “Onderwijs op afstand volgen komt vaak neer op een film kijken en wat gedownloade pdfjes bestuderen. Terwijl nieuwe technologieën als virtual reality allerlei mogelijkheden bieden om de onderwijservaring te verrijken – je de indruk geven dat je de collegebanken zit bijvoorbeeld, of dat je in een zelfde ruimte kunt discussiëren met mede-studenten.” Ondanks deze bedenkingen acht hij het waarschijnlijk dat de markt voor particulier onderwijs ook na de coronacrisis zal blijven groeien. Waarbij het accent steeds sterker op e-learning zal komen te liggen, zoals in de afgelopen jaren steeds het geval was.

NCOI: onderwijs als software

NCOI, voluit: Nederlands Commercieel Opleidingsinstituut, is goed gepositioneerd om daarvan te profiteren. “Het bedrijf slim combineert on- en offline onderwijs met elkaar.” Het onderwijsaanbod is bovendien zo groot dat mensen hun eigen curriculum in elkaar kunnen zetten met de gestandaardiseerde cursussen van NCOI. Of met cursussen van aanbieders die NCOI heeft overgenomen. “Die cursussen kun je natuurlijk makkelijk herverpakken, omdat ze gestandaardiseerd zijn. Onderwijs is als software: als het eenmaal is ontwikkeld, kunnen je makkelijk opschalen.” De cursussen van LOI zijn bijvoorbeeld makkelijk uit te wisselen met die van het eerder overgenomen NTI, ooit opgericht door de kleurrijke ondernemer Bram van Leeuwen, de ‘Prince de Lignac’.

Nog een sterk punt is volgens Mesters het beperkte aantal eigen medewerkers en de grote flexibele schil van leerkrachten, die ook nog eens uitwisselbaar zijn doordat de cursussen gestandaardiseerd zijn. Zodoende kan het bedrijf lage vaste kosten paren aan een grote wendbaarheid. Deze succesformule formule kan NCOI ook toepassen op bedrijven die het overneemt: “Hun business hervormen, en hun winstgevendheid verhogen door de operational efficiency te vergroten”, aldus Mesters.

Dit groeimodel gedijt bij kleine overnames, van partijen waaraan gesleuteld kan worden. Dit ‘kralen rijgen’, zoals dat genoemd wordt, is de laatste jaren kenmerkend voor NCOI (opgericht in 1996), zeker sinds de economische crisis die in 2008 uitbrak. (Zie kader hieronder, met recente overnames door NCOI).

Destijds kwamen veel opleidingsinstituten in nood. Met vooruitziende blik zag NCOI-oprichter Robert van Zanten destijds dat de markt voor trainingen en cursussen na de crisis wel weer zou aantrekken. “Het is voor bedrijven moeilijk om jarenlang niet in hun medewerkers te investeren. Er komt dus een inhaalslag ”, zei hij in 2015 tegen Het Financieele Dagblad. Gelijk had hij. In de afgelopen jaren is NCOI uitgegroeid tot zoals het bedrijf het zelf noemt ‘de grootste trainer van werkend’ Nederland. In 2019 had het bedrijf een omzet van 250 miljoen euro en een winst van 30 miljoen euro. “Ruim 10 procent winstmarge op het ‘product’ onderwijs, waar in de publieke sector alleen maar veel geld bij moet”, zoals het dagblad Trouw constateert.

Belangrijkste recente overnames van NCOI

• 2010: NCOI koopt Scheidegger
• 2014: NCOI koopt Vergouwen Overduin, Boertien, secretaresse-opleiding Schoevers en het Nederlands Taleninstituut. Schouten en Nelissen verkoopt ISBW aan NCO
• 2016: NCOI neemt de bekende aanbieder van particulier middelbaar onderwijs Luzac College over van private equity-firma Nordian Capital Partners
• 2017: NCOI neemt een aandeel van 49 procent in managementcentrum De Baak (trainingsinstituut voor persoonlijk leiderschap)
• 2020: NCOI neemt Hogeschool TIO over
• 2020: NCOI neemt LOI over, opleider voor particulieren

Alleen al in de afgelopen 10 jaar nam NCOI bijna 20 bedrijven over. Ook de overname van LOI past in de buy and build-strategie van NCOI. Met de acquisitie van dit bedrijf neemt NCOI een directe concurrentie over. Beide bieden hbo- en middelbaar beroepsonderwijs, en daarnaast op professionele opleidingen. NCOI is met z’n 20.000 studenten per jaar wel een stuk groter dan LOI met z’n 12.000 ingeschreven studenten. De twee merken zullen naast elkaar blijven bestaan. LOI en NCOI verwachten elkaar te versterken door kennis en ervaring uit te wisselen op gebieden als onderwijskwaliteit, goedkeuringen, IT en financiën.

Zo op het oog (NCOI wilde niet meewerken aan dit artikel) is de overname van LOI een gouden greep voor NCOI. Vooral de timing – vlak voor de coronacrisis gekocht – lijkt bijzonder gelukkig. Wie had kunnen vermoeden dat e-learning al zo snel zo dominant zou worden? NCOI waarschijnlijk ook niet, maar het bedrijf kan nu wel profiteren van de positie die LOI op het gebied van online onderwijs heeft opgebouwd. LOI draaide de afgelopen maanden volgens ingewijden zeer goed, dankzij de toestroom van overwegend volwassen studenten die de noodzaak tot scholing inzagen en daar tijd voor konden vrijmaken. Die drukte zal de komende tijd vermoedelijk aanhouden, gezien de noodzaak om na de coronacrisis werklozen om te scholen. NCOI, dat veel korte omscholingsprogramma’s aanbiedt, kan waarschijnlijk een aanzienlijk aandeel in de miljoenen die de overheid hiervoor heeft uitgetrokken tegemoet zien.

McDonaldisering

Tegelijkertijd zijn er wel enkele kanttekeningen te plaatsen bij de opmars van aanbieder NCOI met al z’n fusies overnames.

In de eerste plaats draagt het bij tot de McDonaldisering van het onderwijs, zoals Runia het noemt, met uniforme onderwijsbrokjes die als hamburgers worden opgediend. Of dat een bezwaar is? Toch wel. In de uitzending van Kassa werd er geklaagd dat de onderwijsbrokjes samen nog geen geen volwaardige maaltijd vormen. De docenten weten weinig van elkaars programma’s en of die op elkaar aansluiten. “De studies zijn opgedeeld in stukjes, als een soort legoblokjes. Elke opleiding bestaat uit zo’n zes legoblokjes”, vult Trouw aan. Maar de waarde van een diploma dat iemand krijgt die alle zes blokjes heeft gevolgd is onduidelijk, constateert de krant. Is het een officieel diploma, zoals de website meldt? Of ‘een opstap naar een erkende hbo-bachelor’ zoals in het informatieboekje staat? Vaak blijkt dat laatste, en wordt het ‘diploma’ door geen enkele officiële instantie erkend. “De accreditatieorganisatie voor hoger onderwijs noemt de claims over diploma’s ‘misleidend’”, aldus Trouw. Inmiddels heeft de Onderwijsinspectie een onderzoek ingesteld of NCOI onjuiste informatie heeft gegeven over de waarde van haar diploma’s.

Runia vraagt zich sowieso af of de studenten wel altijd zo tevreden zullen zijn met standaardlessen en modules, waarbij de persoonlijke inbreng van de docent minimaal is. “Zij stellen het juist op prijs als een docent wat persoonlijks toevoegt aan zo’n cursus.” De modulaire opbouw van studies – waarbij een student vakken die hem niet opstaan makkelijk kan overslaan – leidt er bovendien al gauw toe dat studenten gemakzuchtige keuzes maken en weinig worden uitgedaagd. Provocerend uitgedrukt: “Ze worden misschien wel geïnspireerd, maar niet gefrustreerd.” Terwijl het voor je ontwikkeling goed is om ergens moeite voor te doen.

Kwalijk is ook dat de docenten zo miezerig worden betaald, vindt Runia. Die kritiek sluit aan op de kritiek die deze docenten (anoniem)ventileren in Trouw. Het dagblad laat een docent aan het woord die gemiddeld 285 euro per lesdag krijgt. “Dat lijkt aardig wat. Maar als je de tijd meerekent die hij kwijt is aan voorbereiding, reizen, begeleiding van cursisten en nakijken, verdient hij minder dan 20 euro per uur.” Sinds de coronacrisis zijn de vergoedingen voor onderwijs op afstand ook nog eens met 20 procent omlaag gegaan. Wegens corona hoefden docenten immers niet meer te reizen, redeneerde NCOI. In het verlengde hiervan is er kritiek dat de docenten als een soort huurlingen worden behandeld, en van studenten punten krijgen voor hun prestaties. Niet bepaald een goede manier om ze echt te betrekken bij NCOI en het beste uit hen te halen.

Aan de andere kant: “NCOI voorziet zeker in een behoefte van het bedrijfsleven”, aldus Runia. “Als iemand die is afgestudeerd in dienst wordt genomen door een bedrijf, is dat niet omdat ze daar geloven dat hij zoveel heeft geleerd tijdens zijn studie, maar omdat ze geloven dat hij ‘employable’ is.” Zo iemand kan goed leren, is de gedachte, maar moet z’n kennisachterstand nog inlopen. Bijvoorbeeld bij NCOI, dat vele op de behoeften van het bedrijfsleven toegesneden opleidingen aanbiedt. En zo vinden jaarlijks 20.000 mensen hun weg naar NCOI.

Er valt ook veel te zeggen voor de manier waarop NCOI te werk gaat, oordeelt Runia. Dat NCOI sterk, steeds sterker, inzet op e-learning vindt hij vooral gunstig: “Dat biedt mogelijkheden om het onderwijsaanbod sterker te personaliseren tegen een fractie van de kosten die je daarvoor moet maken in het traditionele onderwijs.” Hetzelfde geldt voor het modulaire onderwijssysteem dat – ondanks de bezwaren die Runia ertegen heeft – ook een stimulans kan vormen voor een op het individu toegesneden onderwijs, en daarmee kan bijdragen aan de transformatie naar een samenleving waarin een leven lang leren centraal staat. Het reguliere onderwijs kan nog wat van NCOI leren.

Gerelateerde artikelen