AEX verliest jonge groeibriljanten: worden Nederlandse bedrijven straks allemaal Amerikaans bezit?
• Aantal beursnoteringen op Euronext Amsterdam daalt al jaren, terwijl alleen de grootste en meest solide bedrijven nog debuteren.
• Private equity en de Amerikaanse markten lokken Nederlandse groeibedrijven weg, wat leidt tot een structurele verschraling van de kapitaalmarkt.
• Zonder ingrepen dreigt Nederland de grip te verliezen op zijn meest kansrijke ondernemingen, met risico’s voor innovatie, werkgelegenheid en economisch draagvlak.
Terwijl ijsbedrijf Magnum zich opmaakt voor de grootste Nederlandse beursgang van het jaar, blijft de IPO-agenda verder achter bij de verwachtingen. Tegelijkertijd verlaten veel bedrijven Euronext Amsterdam. Hoe komt dat? En is er iets tegen de leegloop van de Amsterdamse effectenbeurs te doen?
Half november had het zover moeten zijn. Het was de bedoeling dat Magnum, de ijsdivisie van Unilever, naar de beurzen in Amsterdam zou gaan en tegelijkertijd subnoteringen in Londen en New York zou krijgen. Helaas: de Amerikaanse toezichthouder kon door de shutdown in het land de benodigde documenten niet toetsen. Het is evenwel de bedoeling dat Magnum nog dit jaar alsnog een notering kan krijgen. Het zou de grootste Nederlandse beursgang van 2025 zijn.
De grootste beursgang en een van de weinige IPO’s dit jaar, naast die van Triodos en Ferrari. Daar tegenover stonden bedrijven – denk aan Douwe Egberts-moeder JDE Peets – die bekend maakten te vertrekken.
In voorgaande jaren was het meestal niet anders. Per saldo neemt het aantal bedrijven met een notering aan Euronext Amsterdam al jaren af. In 2023 vond geen enkele traditionele beursgang plaats waarbij kapitaal werd opgehaald; alleen het Spaanse Ferrovial kreeg een secundaire notering. Tegelijkertijd verlieten 6 bedrijven de beurs, voornamelijk door overnames, waaronder Boskalis, Accell en Beter Bed.
2024 bracht enig herstel met 4 nieuwe noteringen, waaronder de spectaculaire beursgang van private equity-bedrijf CVC Capital Partners in april 2024, met een waardering van 14 miljard euro en daarmee de grootste Europese introductie van dat jaar. Verder noteerden Theon International, The London Tunnels en Havas. Desondanks zette de consolidatie door met enkele beursexits, waaronder die van VEON en Pershing Square Holdings. Zo daalde het totale aantal genoteerde bedrijven gestaag van circa 115 in 2023 naar ongeveer 105 in 2025.
Hoe komt die daling toch? Op het eerste gezicht lijkt er misschien op dat het tegenvallende beursklimaat te wijten is aan de onrust op de financiële markten en allerlei macro-economische of geopolitieke krachten (recessiedreiging, de oorlog in de Oekraïne, het Midden-Oostenconflict, inflatiegevaar). Maar het is overal ter wereld onrustig, terwijl de beurzen niet overal te lijden hebben onder eenzelfde terugtrekkende beweging als in Amsterdam.
Wat is er dan wel aan de hand? In het algemeen worden er 3 oorzaken gezien voor deze afname.
De lokroep van PE
Om te beginnen de opkomst van private equity. “Een serieuze concurrent van de beurs”, zo typeert Cathy van Stekelenburg, Capital Markets-specialist bij bij accountants- en adviesorganisatie PwC Nederland. De aantrekkingskracht van private equity is groot.
Ten eerste biedt het snelle toegang tot kapitaal zonder de kostbare en complexe voorbereiding van een beursnotering. Een tweede voordeel voor ondernemers is het ontbreken van constante druk om elk kwartaal sterke cijfers te presenteren. Dat geeft strategische ademruimte.
Ten derde blijken de rendementen van buy-outfondsen vaak hoger dan die van de aandelenmarkt. De afgelopen 10 jaar is meer dan één biljoen dollar van de Europese aandelenmarkten weggekocht door private equity-bedrijven. Van alle acquisities in Europa de afgelopen twaalf maanden betrof meer dan de helft het van de beurs halen van een genoteerd bedrijf. Private equity koopt de beurs leeg, zo lijkt het.
Toch tekent zich een voorzichtige kentering af. Private equity-huizen die jarenlang waarde hebben opgebouwd, zitten soms te lang op hun aandelen. De traditionele exit via verkoop aan een strategische koper is niet altijd meer de meest logische route. Daar ontstaat ruimte voor een hybride model. “Je hoeft niet meteen je hele aandeel op de beurs te brengen”, aldus Van Stekelenburg. “Maar je zou het als private equity-huis eigenlijk ook heel slim kunnen spelen en gebruik maken van de ontwikkeling van het aandeel. Door te beginnen met bijvoorbeeld 25 procent naar de beurs te brengen, kan je de opbrengsten daarvan weer investeren in het bedrijf en de waarde van je aandeel verder laten ontwikkelen en je aandeel verder afbouwen.”
Liever naar de VS
Voor bedrijven die wél naar de publieke markt willen, lonkt Amerika, getuige bijvoorbeeld de gang van zaken bij VEON, een wereldwijde digitale operator: dat bedrijf koos er in 2024 voor om afscheid te nemen van Euronext Amsterdam en naar de Nasdaq te gaan. De Nasdaq en de New York Stock Exchange bieden een markt met meer liquiditeit, meer beleggers en meer sectoranalisten. En doorgaans ook betere – exactere en vaak hogere – waarderingen. Alleen al omdat er meer analisten zijn dan hier, is het voor beleggers eenvoudiger om risico en rendement af te wegen en bedrijven nauwkeuriger te waarderen.
Daar komt bij dat het in de VS gebruikelijker is voor bedrijven om in een vroeg stadium al aandelen uit te geven om geld aan te trekken. Niet alleen is de venture capital-markt is er veel groter (en is er behalve een ‘lokroep van PE’ ook een ‘lokroep van VC’). Sowieso geldt: “De VS zijn van origine veel meer equity gedreven”, zegt Van Stekelenburg. “De stap naar een beursgang is voor zo’n bedrijf dan ook snel gemaakt.”
In Europa volgen bedrijven een heel ander pad: eerst – voor zover het onderpand het toelaat – een banklening of venture capital, dan uitbreiding van de bancaire financiering, vervolgens private equity en pas daarna eventueel een beursgang.
Zeker in Nederland. Nederlandse ondernemers zijn gewend aan schuld. Vreemd vermogen is fiscaal aantrekkelijk, banken kennen ze, en het betekent dat ze geen aandeelhouders hoeven toe te laten. Komt bij dat de gemiddelde Nederlandse particulier – ondanks de populariteit van directe investeringen in bedrijven als Fastned en Avantium – belegt liever via een ETF of tracker dan direct in individuele aandelen. Dat contrast zie je terug in landen als Italië, waar retailbeleggers veel actiever meedoen op de beurs. Daar is het normaal dat iedereen wat aandelen of obligaties in zijn portefeuille heeft.
Minder regels?
Een derde vaak genoemde oorzaak is de regelgeving rondom een beursnotering: de financiële drempels en de vereisten op het gebied van structuur, transparantie en documentatie. Maar is dat werkelijk een factor van belang? Toch is dit beeld genuanceerder dan het lijkt. “Een strengere regelgeving lijkt niet direct op minder IPO’s te wijzen”, stelt Van Stekelenburg. Ze verwijst naar de VS: daar zijn de eisen ook heel streng, maar dat staat een aantrekkelijk beursklimaat niet in de weg. Regels zijn er natuurlijk niet om het allemaal heel ingewikkeld te maken, maar dienen een doel. “Ze zijn er om te zorgen dat de markt zo transparant is dat beleggers goed geïnformeerd beslissingen kunnen nemen.”
Om het allemaal niet onnodig ingewikkeld – en juist minder transparant – te maken, probeert Europa wel de drempel te verlagen. De EU Listing Act, die in de zomer van 2026 volledig in werking treedt, vereenvoudigt het noteringskader. Het verplichte historische trackrecord voor niet-Amerikaanse aanbiedingen wordt verkort van drie naar twee jaar. De publicatietermijn voor IPO-prospectussen gaat van zes naar drie werkdagen voor het einde van de aanbieding. Ruimere prospectusvrijstellingen moeten het makkelijker maken om later aanvullend kapitaal op te halen. Het effect zal vermoedelijk beperkt zijn. Daar moet de Amsterdamse effectenbeurs het niet van hebben om het tij te keren.
Geen ramp
Op zich hoeft het afnemende aantal bedrijven met een beursnotering overigens niet zo’n ramp te zijn. Want: ja, het aantal noteringen daalt, maar de totale marktkapitalisatie van Euronext Amsterdam blijft stijgen. Waardoor de beurs steeds meer trekken krijgt van een markt waar kwaliteitsaandelen worden verhandeld. “Het is niet zozeer een leegloop, als wel een transformatie”, zegt advocaat Petra Zijp, die binnen NautaDutilh co-lead is van de Capital Markets groep.
Dat is ook precies wat het beursbestuur wil. Na de SPAC-bubbel van 2020-2021 heeft de Amsterdamse beurs bewust een strategische keuze gemaakt om zich te richten op financieel solide ondernemingen met een langetermijnvisie. Die strategie past bij de Nederlandse markt, aldus Van Stekelenburg. De Amsterdamse beurs wordt gedomineerd door grote institutionele beleggers. Het is dan logisch dat voornamelijk grotere, stabiele bedrijven hier genoteerd staan.
Alleen zou je willen dat ook kleinere bedrijven de weg naar de beurs zouden weten te vinden – bijvoorbeeld naar de Nederlandsche Participatie Exchange, die minder strenge eisen dan Euronext Amsterdam hanteert. “Niet de lege hulzen uit de tijd dat de SPACs furore maakten, maar wel financieel solide, innovatieve en duurzame bedrijven”, zegt Zijp.
De AEX bestaat steeds meer uit internationale bedrijven zoals ArcelorMittal, Prosus Ventures en Universal Music Group. Op zich is dat gunstig voor de Nederlandse economie, zeggen advocaten Tim Stevens en Jort de Groodt (A&O Shearman).


Tim Stevens & Jort de Groodt, A&O Shearman
“Vaak hebben ze hier dan ook het hoofdkantoor, en dus het besliscentrum. Bovendien is hun aanwezigheid cruciaal voor de Nederlandse financiële sector. Maar als nieuwe, ambitieuze techbedrijven hun groeikapitaal uitsluitend bij – vaak internationale – private investeerders ophalen en later voor een beursgang naar de VS gaan, verliest Nederland de grip op zijn meest kansrijke ondernemingen. Buitenlandse investeerders krijgen een sterkere zeggenschap over die bedrijven, en dat betekent dat de Nederlandse kwetsbaarheid toeneemt – Trump hoeft maar één decreet af te vaardigen, en die bedrijven leveren niet meer aan Europa. Nu zal dat misschien niet zo’n vaart lopen, maar dan nog is die lokroep van het Amerikaanse kapitaal slecht nieuws voor Nederland: het leidt er al snel toe dat Nederlandse bedrijven hun focus verleggen naar de VS, hun intellectueel eigendom daar verkopen, dat ze helemaal in handen komen van Amerikaanse kapitaalverschaffers. Waardoor de waarde die deze bedrijven creëren, niet ten goede komt aan de economie en de samenleving hier. Kortom: als de jonge aanwas de beurs mijdt, leidt dit tot algehele verschraling.”
“Dit geldt vooral voor de life sciences”, zeggen De Groodt en Stevens. “In de techsector is het vooral de ‘lokroep van VC’.”
Scala aan maatregelen
Kortom: het is toch van belang om het beursklimaat te verbeteren. Dat is alleen makkelijker gezegd dan gedaan. De oplossing ligt niet in één grote ingreep, er is geen ‘silver bullet’. Wel liggen er volgens Zijp zeker kansen voor Amsterdam om zich te onderscheiden, met name door de nadruk te leggen op duurzaamheid, goed bestuur en langetermijnwaarde. Te meer daar Nederland beschikt over een betrouwbare en ondernemingsvriendelijke juridische infrastructuur: allemaal zeer bevorderlijk voor een gezond Nederlands ondernemingsklimaat. En daarmee ook voor een gezond Nederlands beursklimaat, dat daar een weerspiegeling van is.
Om in te spelen op die kansen, lijkt een heel scala aan maatregelen nodig. Zaak is vooral om te voorkomen dat veelbelovende bedrijven de oceaan oversteken om groeigeld op te halen. Zijp pleit voor Europese initiatieven, zoals de versterking van het European Investment Fund (EIF). Ook gelooft ze in fiscale stimulansen voor institutionele beleggers (denk aan een verlaging van de drempel voor de 5 procent deelnemingsvrijstelling naar 3 procent) en voor particulieren (denk aan een fiscaal vriendelijke beleggingsrekening naar Zweeds model). Met name dat laatste kan effect hebben, denken Stevens en De Groodt. Daarnaast geven zij hoog op van de aangekondigde versoepelingen in de Voorjaarsnota 2025, die de belastingdruk op looninkomen uit aandelenopties moet verlagen.
Van Stekelenburg stelt dat de “samenwerking tussen allerlei mogelijk bij een beursgang betrokken partijen” de grootste impact heeft om het beursklimaat te verbeteren. Initiatieven zoals het IPO Ready programma van Euronext, waarbij adviseurs (zoals PwC, NautaDutilh en A&O Shearman) en de beurs gezamenlijk bedrijven klaarstomen voor een beursnotering, spelen hierin een cruciale rol. Een andere oplossing ligt volgens haar in het normaliseren van hybride trajecten. In plaats van te denken in ofwel beursgang ofwel verkoop, kunnen bedrijven beide paden parallel bewandelen. “Als er geen geschikte strategische koper is, of als de waardering tegenvalt, ben je als bedrijf al voorbereid op een mogelijke beursgang. Andersom kan een verkoop aan private equity gevolgd worden door een latere beursgang, waarbij het fonds gefaseerd uitstapt.”
En dan kan het komende kabinet ook het nodige doen om het ondernemingsklimaat te verbeteren, benadrukt een vlak voor de verkiezingen verschenen ‘position paper’ getiteld ‘Zet de Nederlandse kapitaalmarkt aan het werk voor groei en innovatie’ van Euronext, ABN AMRO Clearing Bank, DUFAS, Flow Traders, IMC Trading, Optiver en de VEB. De Nederlandse kapitaalmarkt moet door middel van publiek-private samenwerking aan het werk gezet worden voor economische groei en innovatie, schrijven zij. Dat vereist onder meer een voorspelbaar en stabiel fiscaal beleid, zonder kortzichtige oprispingen. Ook moet de overheid de focus leggen op talentontwikkeling en behoud van internationale arbeidskrachten. En, tot slot, zou een nieuw kabinet moeten inzetten op verdere Europese integratie van kapitaalmarkten.
LEES OOK: Genoeg steun voor overname Atheense beurs door Euronext


